TKP online, jaargang 2022, nummer 3: juli-september

Een ervaringsdeskundige vertelt: van rups naar pop, om uit te vliegen als vlinder

Hilde Moreel

Inleiding:

Mijn naam is Hilde en ik ben 54 jaar. Toen ik 23 jaar was, kreeg ik de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS), drie jaar later werd daarenboven de diagnose dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) bij mij gesteld. Als kind leed ik achttien jaar lang onder ernstige psychische en fysieke mishandelingen en verwaarlozing. Ik maakte zulke erge dingen mee dat ik die afsplitste om te kunnen overleven, dan waren de trauma’s er niet. Door een zeer ingrijpende gebeurtenis werd mijn overlevingssysteem drastisch onderuitgehaald. Dat was overweldigend en overrompelend. Het bracht nieuwe psychische kwetsbaarheden en uitdagingen met zich mee. Ik wil de lezer meenemen in mijn veranderingsproces: hoe ik dat heb beleefd, hoe dat aanvoelde en tot waar het me heeft gebracht. Vroeger kon ik nauwelijks gevoelens benoemen of verwoorden. Nu schrijf ik dit artikel en nodig ik jullie uit bij deze reis door dertig jaar psychiatrische hulpverlening tot op het punt dat ik ga uitvliegen.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2022, 52(3), 196-201

Lees hier het volledige artikel

 

 

Plaats en waarde van hypnose in psychotherapie 

Nicole Ruysschaert

Inleiding:

‘Hypnose’ is een term die diverse associaties oproept. Men kan er het Griekse woord hypnos of slaap in horen, men kent collega’s die er een opleiding in volgen, men spreekt patiënten die zich door ‘leken’-hypnotiseurs onheus behandeld voelen of men ziet advertenties of demonstraties van hypnoseshows in televisieprogramma’s. Redenen genoeg voor de Hoge Gezondheidsraad (HGR) om een werkgroep te starten en een panel van experts een advies te laten uitbrengen over het verantwoorde gebruik van hypnose in de gezondheidszorg (HGR, 2020). De werkgroep werd voorgezeten door Marie-Elisabeth Faymonville (anesthesist, CHU de Liège) en Nicole Ruysschaert, psychiater-psychotherapeut en auteur van deze bijdrage; Erik De Soir, klinische psycholoog-psychotherapeut, trad op als rapporteur. Alle experts waren werkzaam in medische en psychotherapeutische settings: psychiaters, psychologen, artsen (anesthesisten, kinderarts, huidarts), kinesisten, verpleegkundigen en vroedvrouwen. De wetgeving die in België het gebruik van hypnose reglementeert, dateert van 1892 en is verouderd: showhypnose is verboden, het werken met hypnose is voorbehouden aan artsen (Loi sur l’hypnotisme, 1892). Dat past natuurlijk niet meer bij de huidige professionele diversificatie. Het doel van het HGR-rapport is het bieden van correcte informatie over indicaties en doeltreffendheid van hypnose en het doen van aanbevelingen over opleidingsvereisten en -voorwaarden (HGR, 2020).

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2022, 52(3), 202-210

Lees hier het volledige artikel

Het IQchc als beste schatter van de algemene intelligentie 

Steven Joris, Marlies Tierens

Inleiding:

Het IQ is de oudste en meest gebruikte psychologische maat om het cognitief functioneren van mensen uit te drukken. Intelligentietests behoren dan ook steevast tot de vaakst toegepaste meetinstrumenten in de psychologie. Een recente (mei 2020) enquête betreffende het testgebruik en de testattitudes bij meer dan vierhonderd klinisch psychologen en psychologisch consulenten in Vlaanderen bevestigde dit beeld: uit de resultaten blijkt dat vier van de tien meest gebruikte klinische instrumenten intelligentietests zijn, waarbij de Wechslerschalen WISC-V-NL, WAIS-IV-NL en (toen nog) WPPSI-III-NL respectievelijk de eerste, tweede en derde plaats innemen (Joris et al., 2022). Die bevinding hoeft niet te verbazen: intelligentietests kennen een breed toepassingsgebied, gaande van schoolse-pedagogische tot klinisch psychiatrische en arbeidspsychologische settings. Ondanks het wijdverspreide gebruik merken professionals dat individuen in de praktijk op verschillende IQ-tests uiteenlopende scores behalen die niet verklaard kunnen worden door verschillen gerelateerd aan het toeval, zoals motivatie of factoren te wijten aan de testomstandigheden. Zelfs in het Nederlandse taalgebied zijn er heel veel verschillende intelligentietests die alle beweren dat ze hét IQ en dus dé algemene intelligentie in kaart brengen. De inhoud van die tests is echter vaak heel verschillend en niet onderling inwisselbaar: het ene IQ blijkt het andere niet. Dat leidt niet zelden (onbewust) tot misverstanden, miscommunicatie en zelfs misbruik van het concept ‘IQ’ en de daaraan verbonden IQ-scores. Het Cattell-Horn-Carroll (CHC)-model1 (McGrew & Flanagan, 1998) zou zowel een verklaring als een mogelijke oplossing kunnen bieden voor dat fenomeen (Magez et al., 2021; Resing, 2021). Het CHC-model (zie figuur 1) geldt momenteel als een van de best uitgewerkte en empirisch meest ondersteunde modellen van intelligentie (Flanagan & Harrison, 2012). Dit intelligentiestructuurmodel tracht de menselijke cognitie te opera- Steven Joris, Marlies Tierens HET IQCHC ALS BESTE SCHATTER VAN DE ALGEMENE INTELLIGENTIE 212 tionaliseren en omvat acht brede cognitieve vaardigheden (BCV’s): fluïde redeneren (Gf), gekristalliseerde kennis/begrijpen (Gc), werkgeheugen (Gwm), visuele informatieverwerking (Gv), auditieve informatieverwerking (Ga), langetermijngeheugen (Glr), verwerkingssnelheid (Gs) en reactie- en beslissingssnelheid (Gt). Iedere BCV kan nog opgedeeld worden in verschillende engere vaardigheden: specialisaties die vereist zijn om informatie te verwerken binnen dat specifieke domein (Magez et al., 2021). De BCV’s zijn hiërarchisch geordend: hoe hoger gesitueerd in figuur 1, hoe groter de lading van de BCV is op de algemene intelligentiefactor (g; Magez et al., 2015; Schneider & McGrew, 2012). Veel van de onduidelijkheden omtrent het intelligentiebegrip kunnen worden begrepen en verklaard vanuit het CHC-model (zie infra). Het kritisch bekijken van intelligentiemeting en testgebruik is wellicht de grootste verdienste van het CHC-model (Tierens, 2021; Resing, 2021). Alvorens hierop nader in te gaan, volgt een beknopt overzicht van de evolutie van de term IQ.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2022, 52(3), 211-220

Lees hier het volledige artikel

Oog voor kind én ouder bij ouders met psychopathologie: een voorstudie naar de invloed van 'Contextueel Behandelen' op de kwaliteit van de ouder-kindinteractie 

Lieke Imandt, Karin Van Doesum, Hanna Stolper

SAMENVATTING:

Jonge kinderen van ouders met psychische stoornissen zijn een kwetsbare groep en lopen een groot risico op het ontwikkelen van eigen psychische problematiek, op hechtingsproblemen en veranderingen in de structuur en functie van het brein. De ouder-kindinteractie is een belangrijke schakel in het doorbreken van de cirkel van intergenerationele overdracht van psychopathologie. In dit artikel wordt verslag gedaan van een eerste verkennend onderzoek bij een groep van twintig ouders en hun jonge kinderen die in samenhang werden behandeld vanuit de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen en voor jeugd, met expliciete aandacht voor de ouder-kindinteractie (‘Contextueel Behandelen’). Er is onderzocht in hoeverre er sprake was van verbetering in de kwaliteit van de ouder-kindinteractie (met de Emotional Availability Scales-IV) en in de beleving van de ouder van de ouder-kindrelatie (met de Opvoedingsbelasting Vragenlijst) na een periode Contextueel Behandelen. De resultaten laten een verbetering zien in de kwaliteit van de ouder-kindinteractie. Er werd geen verandering gevonden in de beleving van de ouders van de ouder-kindrelatie. Om meer inzicht te krijgen in de resultaten van Contextueel Behandelen en werkzame mechanismes te kunnen identificeren wordt vervolgonderzoek met een grotere onderzoeksgroep en vergelijking met een ander behandelaanbod voor de doelgroep aanbevolen.

Trefwoorden: intergenerationele overdracht, kwaliteit van de ouder-kindinteractie, ouders met psychopathologie, Contextueel Behandelen

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2022, 52(3), 221-240

Lees hier het volledige artikel

Hoe voelt het om een pleegkind te zijn? Een kwalitatief onderzoek naar de beleving van pleegkinderen in perspectiefbiedende pleegzorg 

Lisa Van Hove, Frank Van Holen, Ann Clé, Laura Gypen, Johan Vanderfaeillie

SAMENVATTING:

Dit kwalitatieve onderzoek, uitgevoerd in Vlaanderen, beschrijft hoe 27 pleegkinderen, tussen 12 en 18 jaar oud, geplaatst in perspectiefbiedende pleegzorg – waarbij het de bedoeling is dat een pleegkind langdurig in een pleeggezin zal verblijven – het leven in een pleeggezin beleven en hoe zij omgaan met hun gevoelens. Uit de analyses blijkt dat pleegkinderen vooral positieve gevoelens, zoals blijheid en trots, koppelen aan het leven in een pleeggezin. Tegelijkertijd ervaart de meerderheid ook lastige gevoelens, zoals verdriet, boosheid en verwardheid. De positieve gevoelens zijn vooral gerelateerd aan het zich ‘gewoon’ voelen en de lastige gevoelens aan de verhouding tot hun ouder(s). Met betrekking tot coping worden twee groepen onderscheiden: pleegkinderen die daarover praten met vrienden en andere steunfiguren (bijvoorbeeld pleegmoeder), en pleegkinderen die hun gevoelens verbergen. Die laatste groep heeft er behoefte aan adequate strategieën aangereikt te krijgen waarmee gevoelens geuit kunnen worden. Activiteiten die rust, troost of afleiding bieden en het hebben van een eigen plek helpen om met die gevoelens om te gaan. Meer aandacht voor de emotionele beleving van pleegkinderen is nodig, zowel in toekomstig onderzoek als in de praktijk. Trefwoorden: pleegzorg, langdurige pleegzorg, beleving pleegkind, coping, gevoelens

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2022, 52(3), 240-256

Lees hier het volledige artikel