TKP online, jaargang 2022, nummer 1: januari-maart

Euthanasie bij psychiatrische aandoeningen ter sprake: een essay

Paul Smits

Inleiding: 

De Nederlandse Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (2001) en de Belgische Wet betreffende de euthanasie (2002) bieden ruimte voor toepassing van euthanasie bij mensen met een psychiatrische aandoening. De voorwaarden die daaraan in de wet worden gesteld, zijn in de praktijk echter lastig te beoordelen. Zelfbeschikking wordt als morele grondslag voor euthanasie dikwijls naar voren gebracht, maar de vrijheid zelf te beschikken is vanwege de psychiatrische aandoening niet zelden aangedaan, direct of indirect (Maung, 2021). Weldoen, een andere belangrijke morele grondslag, zet de clinicus dan eerder aan tot behandeling dan tot bijstand bij euthanasie. Daar komt bij dat een euthanasiewens het professionele domein in engere zin (beoordeling en behandeling van psychopathologie) overstijgt, raakt aan de levensovertuiging van de professional zelf en bovendien bekeken moet worden vanuit een juridisch en ethisch referentiekader. Professioneel handelen is weliswaar per definitie normatief geladen, maar een euthanasiewens stelt de professional in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) – de psychiater vanwege diens rol in de euthanasiewet in het bijzonder – al snel voor een gordiaanse knoop. Met de inwerkingtreding van de euthanasiewet zijn bovendien een praktijk en een sociaal-maatschappelijk krachtenveld ontstaan die betrekkelijk nieuw zijn. De omgang met een doodswens in het kader van suïcidaliteit is veelbeschreven (Van Heeringen et al., 2019), maar de doodswens die via een euthanasieverzoek ter sprake komt, kan naar aard daarvan worden onderscheiden (Federatie Medisch Specialisten, 2018) en is bovendien anders maatschappelijk gecontextualiseerd (Chabot, 2017; Glas, 2019). Dat stelt de clinicus voor dilemma’s bij de beoordeling en behandeling. Als aanvulling op vakpublicaties waarin gevalsbeschrijvingen of aspecten van euthanasie in de ggz – conceptueel of getalsmatig – worden beschreven, zijn casuïstisch georiënteerde reflecties op de praktijk zinvol bij het zoeken naar een professionele omgang met verzoeken om euthanasie.

Wat volgt, is een reflectie naar aanleiding van ervaringen met twee mensen met een euthanasieverzoek. Gestart wordt met enige informatie over de euthanasiewet en uitvoeringspraktijk. De auteur is werkzaam in Nederland en refereert hier aan de Nederlandse wetgeving. Maar de wetgeving in België en Nederland ten aanzien van euthanasie verschilt niet wezenlijk, en dus staan clinici in beide landen voor overeenkomstige dilemma’s. Na de twee gevalsbeschrijvingen worden elementen daaruit gebruikt in de bespreking van enkele centrale thema’s...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2022, 52(1), 5-14

Lees het volledig artikel

Diagnostiek bij kinderen met een vluchtverhaal: de diagnostische relatie als betekeniscontext voor de gevolgen van gedwongen migratie

Caroline Spaas, Lucia De Haene

Inleiding:

Wereldwijd stijgt elk jaar het aantal mensen dat op de vlucht is voor oorlog, vervolging en geweld (United Nations High Commissioner for Refugees, 2020). In 2020 dienden 16.910 personen een verzoek in om internationale bescherming in België (Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, 2021).1 In het Belgische opvangnetwerk verbleven in dat jaar 23.941 personen, waarvan 49% in gezinsverband met minderjarige kinderen en 8% niet-begeleide minderjarige jongeren (Fedasil, 2021). Deze kinderen werden voor, tijdens en na hun vlucht geconfronteerd met een chronisch, cumulatief en complex geheel van potentieel traumatische ervaringen (Lustig et al., 2004). Sociale en politieke onrust, geweld of oorlog en de daaraan verbonden pijn en verlieservaringen doorkruisen het leven van kinderen voor hun vlucht (Hodes, 2000). De vlucht zelf wordt gekenmerkt door onzekerheid, ontbering, onveiligheid en gevaar, niet zelden in de vorm van onder andere detentie of (seksuele) uitbuiting (Lustig et al., 2004). Gezinsseparatie tijdens de vlucht, waarbij kinderen gescheiden worden van hun ouders of andere belangrijke zorgfiguren, is veelvoorkomend (Miller et al., 2018). Aangekomen in het land van herkomst, duren de onzekerheid, onrust en onveiligheid vaak voort (zie bijvoorbeeld: Vervliet et al., 2014): gezinnen en kinderen wachten op een beslissing over het ingediende verzoek om internationale bescherming (Sleijpen et al., 2017); tijdelijke of slechte huisvesting en financiële moeilijkheden kunnen het dagelijkse leven in het gastland compliceren (zie bijvoorbeeld: Vervliet et al., 2014); families worden niet altijd snel of gemakkelijk herenigd (Sveaass & Reichelt, 2020); en factoren als stereotypering, discriminatie en sociale isolatie in de gastsamenleving kunnen extra stressoren vormen in het leven van jonge vluchtelingen (Montgomery & Foldspang, 2007)...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 52(1), 15-26

Lees het volledig artikel

Een demasqué

Tijdschrift Klinische Psychologie, 52(1), 27-31

Inleiding: 

Onlangs werd in Nederland een dansmarathon georganiseerd die vijftig uur duurde. Het paar dat het zo lang volhield en het minst gepauzeerd had, won honderdduizend euro. Al snel werden vergelijkingen gemaakt met de danswedstrijden die tijdens de Grote Depressie in de jaren dertig van de twintigste eeuw in de Verenigde Staten georganiseerd werden, waarbij de armoede van de deelnemers als het ware gebruikt werd om de toeschouwers te amuseren. De onlangs gehouden dansmarathon werd integraal op de televisie uitgezonden, mijns inziens met hetzelfde doel: het amusement van de een ten koste van de waardigheid van de ander. Velen vroegen zich af wat mensen bezielde om vijftig uur nonstop te gaan dansen. Dat was toch eigenlijk gekkenwerk?! Onwillekeurig moest ik aan deze misstanden denken bij het zien van de titel van het debuut van Victoria Mas: ‘Het bal der gekken’. Al lijkt het ook hier om hetzelfde te gaan, toch gaat dit boek over een volstrekt ander fenomeen: het bal dat één keer per jaar georganiseerd werd door het Hôpital de la Salpêtrière, waarbij de Parijse elite danste met de bewoners van het ‘gesticht’. Het was voor zowel de elite als voor de opgenomen vrouwen het hoogtepunt van het jaar. Niet alleen de elite genoot, maar ook de patiënten. Overigens is La Salpêtrière bij de meesten van ons nu bekend als het Parijse ziekenhuis waar in 1997 prinses Diana overleed. Maar in 1885 had La Salpêtrière een heel andere functie, namelijk een instelling voor zenuwzieken...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 52(1), 27-31

Lees het volledig artikel

De bijdrage van de Thematic Apperception Test (TAT) aan de diagnostiek van de autismespectrumstoornis bij normaal begaafde volwassenen

Johan Vereycken

Inleiding:

In deze bijdrage staat de bijdrage van de Thematic Apperception Test (TAT) aan de diagnostiek van de autismespectrumstoornis (ASS) bij normaal begaafde volwassenen centraal. Uit de schaarse literatuur blijkt dat de TAT complementair is aan de traditionele verhaaltests en dat een aantal scoringsmethodieken voor de narratieven bruikbaar zijn voor deze doelgroep. We beschrijven de drie benaderingswijzen om de TAT-verhalen te coderen bij een ASS-vraagstelling die in de literatuur aan bod komen, geïllustreerd met een klinische casus. Nader valideringsonderzoek van deze methodieken is noodzakelijk, waarna een synthese kan worden gemaakt van de best onderbouwde aspecten om een wildgroei aan scoringssystemen te vermijden.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 52(1), 33-49

Lees het volledig artikel

Wat kan’k ermee?! Existentiële groepstherapie bij mensen met kanker

Sofie Verdegem, Jessie Dezutter, Joris Vandenberghe, Ingrid Debeurme, Siebrecht Vanhooren

Inleiding: 

Wanneer mensen worden geconfronteerd met een levensbedreigende ziekte, zoals kanker, leidt de confrontatie met de sterfelijkheid vaak tot een existentiële crisis. De manier waarop zij betekenis verlenen, kan grondig overhoop worden gehaald. Om tegemoet te komen aan de existentiële noden van patiënten ontwikkelde William Breitbart de meaning-centered group psychotherapy. Op basis van zijn therapieprotocol en van de focusinggerichte benadering ontwierpen we in 2017 een experiëntieel-existentiële groepspsychotherapie voor oncologiepatiënten in het Universitair Ziekenhuis Leuven. Deze psychotherapie is bedoeld om patiënten te helpen contact te maken met en te reflecteren op hun existentiële zorgen om zo tot hernieuwde zingeving te komen. Aan de hand van een mixed-method-process-outcome-pilotstudie werden veranderingen onderzocht inzake psychisch lijden, zingeving, zelfcompassie en posttraumatische groei. We analyseerden wat deelnemers als helpend en storend ervoeren en welke veranderingen ze zelf rapporteerden. Patiënten beschrijven eerder subtiele fenomenologische veranderingen die niet altijd worden weerspiegeld in kwantitatieve veranderingen, wat volgens ons wijst op de complexiteit van veranderingsprocessen en op hoe moeilijk die meetbaar zijn met de gebruikte instrumenten. De experiëntiële aanpak blijkt groepsleden te stimuleren om moeilijke ervaringen in de ogen te kijken. Het reflecteren op existentiële vragen wordt als helpend ervaren. Ondersteuning vanuit de omgeving blijkt hierbij belangrijk te zijn. Bewustwording van fysiek lijden kan aanvankelijk leiden tot meer klachten. Een acute medische fase van behandeling kan verhinderen dat mensen voldoende innerlijke ruimte vinden om op een experiëntiële manier met existentiële vragen om te gaan. Deze pilotstudie verbetert onze kennis van helpende en verstorende elementen in experiëntieelexistentiële groepspsychotherapie en geeft richting aan verder procesonderzoek op casusniveau.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 52(1), 50-70

Lees het volledig artikel