‘Als je de ouder kwijt bent, dan help je het kind niet’: gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in de ggz

Laura N. Van der Helm, Marina F. Thomas, Karin Van Doesum, Leontien De Kwaadsteniet, Cilia L.M. Witteman

SAMENVATTING:

Kinderen van ouders met psychische problemen hebben een verhoogd risico op mishandeling en
verwaarlozing. Daarom moeten hulpverleners in de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg
(ggz) hun cliënten vragen of ze kinderen hebben (Kindcheck), een inventaris maken van signalen
van kindermishandeling in een officieel stappenplan (Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling)
en zorgwekkende gevallen melden bij Veilig Thuis (het meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling).
Het is de vraag of in de klinische praktijk die procedure vaak wordt gevolgd. In
deze kwalitatieve studie beschrijven we belemmeringen die ggz-hulpverleners blijken te ervaren
bij het opsporen en rapporteren van signalen van kindermishandeling en -verwaarlozing. We hebben semigestructureerde interviews afgenomen van tien hulpverleners in de (basis en gespecialiseerde) ggz. Transcripties hiervan zijn thematisch geanalyseerd en gemeenschappelijke thema’s zijn beschreven. Resultaten suggereren dat hulpverleners problemen ervaren bij het gebruiken van de Kindcheck en de Meldcode en dat deze mogelijk vaak niet worden gebruikt. Ook rapporteren ze vaak niet aan Veilig Thuis. Er bleken belemmeringen op vier gebieden: 1) kennis en ervaring, 2) de therapeutische relatie, 3) professionele samenwerking en 4) instrumenten en procedure.

Trefwoorden: kindermishandeling, geestelijke gezondheidszorg, Kindcheck, Meldcode, thematische analyse

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 49(2), 139-156

Hier leest u het volledige artikel

Emancipatorische preventie in het onderwijs en de plaats van de hulpverlener

Gie Deboutte

Scholen hebben een educatieve opdracht. Leerkrachten hebben echter te maken met het kind als geheel en in functie daarvan zetten ze ook in op een integraal gezondheidsbeleid. De leerkansen van kinderen en jongeren hangen samen met hoe goed ze in hun vel zitten. Interacties met leerkrachten en opvoeders spelen daarbij een belangrijke rol. Met de leerling komt ook zijn omgeving in beeld (thuis, buurt, sociaal-culturele omgeving, tijdskader). Die oefent ook invloed uit op wat zich op school afspeelt en hoe kinderen en jongeren zich ontwikkelen (Bellens et al., 2012; Bronfenbrenner, 1979). Preventie beperkt zich niet tot de (doelgroep)leerling, maar richt zich tegelijkertijd op de omgeving waarin kinderen en jongeren zich bewegen en speelt zich dus af op het snijvlak van individu en omgeving. De integrale kijk op kinderen en jongeren en de sterke(re) aandacht voor hun welbevinden, thuis, in hun vrije tijd en op school nodigt uit tot een minder probleemgerichte kijk op preventie. Zo komt er ruimte voor een preventiebenadering die positiever georiënteerd is. De blik van leerkrachten en opvoeders richt zich hierbij in de eerste plaats op wat groei- en veerkrachtversterkend is in de jongere en in zijn omgeving (klasgroep, school- en thuisomgeving, vrienden, enzovoort).

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(2), 86-96

Hier leest u het volledige artikel

 

13 reasons why: wetenschappelijke en klinische evidentie voor de catastrofale mortaliteitscijfers bij patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA)

Kirsten Cathoor

Voor een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) bestaat in de wetenschappelijke literatuur geen eenduidige omschrijving. In Nederland en Vlaanderen wordt een ernstige psychiatrische aandoening begrepen als een complexe, langdurige en invaliderende psychische problematiek met impact op het hele functioneren van de zieke persoon. De diagnostische categorieën die vaak aan EPA worden gekoppeld zijn: psychotische en bipolaire stoornissen, ernstige persoonlijkheidsstoornissen en dubbeldiagnoses met verslaving, maar ook een therapieresistente depressie en een autismespectrumstoornis kunnen onder deze noemer vallen. Bij personen met een EPA is de mortaliteit veel hoger dan in een gemiddelde populatie (Chang et al., 2011). Een grote Amerikaanse studie (Colton & Manderscheid, 2006) toonde aan dat het aantal sterfgevallen in een kwetsbare EPA-populatie tot vijfmaal hoger ligt. EPA-patiënten verliezen dertien tot dertig potentiële levensjaren. In deze bijdrage beschrijven we dertien oorzaken waarom mensen met een EPA eerder dreigen te overlijden. Het gaat om een arbitraire selectie van de auteur. De oorzaken staan niet noodzakelijk in volgorde van belangrijkheid, maar passen wel in het biopsychosociale kwetsbaarheidsmodel zoals dat in de huidige ggz wordt gebruikt. 

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(2), 97-107 

Hier leest u het volledige artikel

De Beroepsvereniging voor Wetenschappelijk onderbouwde Psychotherapie: een nieuwe en unieke vereniging binnen de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen

Greet Vanaerschot, Els Brunfaut

Deze bijdrage beschrijft het ontstaan, de visie en missie van de Beroepsvereniging voor Wetenschappelijk onderbouwde Psychotherapie (BWP).[1] De BWP werd op 25 januari 2017 als vereniging zonder winstoogmerk (vzw) opgericht op initiatief van de Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische Therapie (VVPT) in nauwe samenwerking met de Vlaamse Associatie van Psychoanalytisch Georiënteerde Verenigingen (VAPGV), de Vlaamse Vereniging voor Gedragstherapie (VVGT), de Vlaamse Vereniging voor Cliëntgericht-Experiëntiële Psychotherapie en Counseling (VVCEPC), en de Belgische Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie en Systeemcounseling (BVRGS). Naast een beschrijving van wat we verstaan onder wetenschappelijk onderbouwde psychotherapie, wordt nader ingegaan op de eigenheid van de psychotherapeutische relatie en de persoon van de psychotherapeut.

 Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(2), 108-121

Hier leest u het volledige artikel

Advies Nederlandse Gezondheidsraad: de beschermende werking van de ouder-kindrelatie

Guy Bosmans

De Nederlandse Gezondheidsraad (2018) heeft een advies geformuleerd over de rol van opvoeding in de ontwikkeling van kinderen en het nut van opvoedingsondersteuning als interventievorm. In deze bijdrage wordt ingegaan op de context en de inhoud van het advies. Tot slot volgt een beschouwing over de relevantie van het advies voor Vlaanderen. Vlaamse hulpverleners kunnen heel wat leren van het werk van deze Nederlandse commissie. Bovenal staat de erkenning van het belang van de kwaliteit van het opvoedingsmilieu waarin het kind opgroeit. Dit klinkt als een vanzelfsprekendheid voor jeugdhulpverleners die zich primair richten op kinderen en hun gezinnen, maar andere sectoren van de (geestelijke) gezondheidszorg lijken hiervan nog onvoldoende doordrongen.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(2), 122-128

Hier leest u het volledige artikel

EMDR en exposure voor de behandeling van PTSS: zoektocht naar een gemeenschappelijke grondslag

Tom Vanderschoot, Pieter Van Dessel

Over het werkzame beginsel van Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR)-therapie is de discussie nog volop gaande. Regelmatig wordt de stelling geopperd dat exposure een verklaring biedt voor de werkzaamheid van EMDR. Wat is ervan aan en welke inzichten brengt recent onderzoek ons? In deze bijdrage benaderen we deze vragen vanuit het onderscheid tussen procedures, effecten en mechanismen.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(2), 129-138

Hier leest u het volledige artikel