Veranderingen in sociale veiligheid, competentiebeleving en depressieve gevoelens van basisschoolkinderen die aan het interventieprogramma Rots en Water deelnemen: een vergelijkingsstudie

Ellen Reitz, Esther Mertens, Monique Van Londen, Maja Deković

Deze studie had als doel om veranderingen in sociale veiligheid (pesten en gepest worden),
competentiebeleving (zelfregulatie, globaal zelfvertrouwen en sociale acceptatie) en depressieve
gevoelens te onderzoeken wanneer het interventieprogramma Rots en Water (R&W) wordt
toegepast. Ook werd onderzocht of er sekseverschillen waren in de veranderingen. Een totaal
van 1203 basisschoolleerlingen tussen 7 en 14 jaar oud (M = 10,08; SD = 0,97; 48,6% meisjes)
participeerden in het onderzoek; ze waren afkomstig van 17 scholen die willekeurig zijn toegewezen
aan de interventiegroep (11) of de controlegroep (6) en vulden voor en na de interventie
vragenlijsten in. Wanneer de voor- en nameting apart voor de interventiegroep en de controlegroep
werden vergeleken, rapporteerden kinderen in de interventiegroep een afname in twee
vormen van pesten, een afname in bijna alle vormen van gepest worden, een hogere mate van
zelfregulatie, globaal zelfvertrouwen en sociale acceptatie en een afname van depressieve gevoelens.
In de controlegroep werden slechts twee veranderingen gevonden. Wanneer verschillen
tussen de interventiegroep en controlegroep in verandering over tijd werden onderzocht, bleek
dat zij verschilden wat twee vormen van pesten betreft (fysiek gepest worden, pesten ‘overig’),
qua zelfregulatie en zelfvertrouwen en qua depressieve gevoelens. De leerlingen die R&W hadden
gevolgd, rapporteerden grotere verbeteringen dan de leerlingen in de controlegroep. Er werden
geen sekseverschillen gevonden in veranderingen over tijd tussen de verschillende groepen
en ook niet binnen de interventiegroep. Het lijkt belangrijk om onderscheid te maken tussen
verschillende vormen van pesten en gepest worden. De resultaten geven geen aanleiding voor
een seksespecifieke aanpak van R&W. Implicaties voor vervolgonderzoek en de klinische praktijk
worden besproken.

Trefwoorden: interventieonderzoek, Rots en Water, pesten, basisschool, herhaalde metingen ancova

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(1), 38-57

Hier leest u het volledige artikel

We weten niet wat ziekte is – wat helemaal niet zo erg is 

Andreas De Block, Michiel Poorthuis

Wie argumenteert tegen medicalisering, wil graag laten zien dat de gemedicaliseerde condities ten
onrechte als ziekte worden bestempeld. Deze critici menen dat die condities ‘eigenlijk’ normaal zijn.
De vraag is echter of we ‘normaal’ wel zo eenduidig van ‘ziek’ kunnen onderscheiden. De resultaten
van de filosofische methode die gewoonlijk ingezet wordt om te bepalen wat ‘ziekte’ is, de
zogenaamde conceptuele analyse, laten zien dat dit niet vanzelfsprekend is. Van grensgevallen kan
moeilijk bepaald worden of er al dan niet sprake is van een ziekte en het zijn precies de grensgevallen
die veelal centraal staan in de discussie rondom medicalisering. We laten zien dat deze vaststelling
niet consequent doordacht wordt door critici van medicalisering. Onze vaststelling impliceert
geenszins dat de medicalisering onproblematisch is, maar het betekent wel dat de critici van die
medicalisering vaak onjuiste filosofische aannames als uitgangspunt nemen.

Trefwoorden: medicalisering, conceptuele analyse, DSM, stoornis

Referentie:  Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(1), 58-70

Hier leest u het volledige artikel

Voedingspsychologie en Acceptance and Commitment Therapy (ACT)

Sara Bosman

In deze bijdrage wordt de plaats van voedingspsychologie en ACT beschreven binnen de functionele geneeskunde. Eerst wordt een aantal belangrijke voedingspsychologische principes, zoals het effect van een schommelende bloedsuikerspiegel op het concentratie- en energieniveau en de stemming, beschreven. De prevalentie van vitaminetekorten en de invloed hiervan op de aanmaak van neurotransmitters, het cytokinemodel van depressie en het werkingsgebied van de voedingspsycholoog komen aan bod. Tot slot gaat dit artikel dieper in op hoe moeilijk het veranderen van voedingsgewoonten is. ACT is een wetenschappelijk onderbouwde therapievorm die de cliënt vaardigheden aanleert in het omgaan met moeilijke gevoelens, gedachten en lichaamsgewaarwordingen die onvermijdelijk gepaard gaan met een verandering van het voedingspatroon.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(1), 4-11 

Hier leest u het volledige artikel

Leven als God in Frankrijk: lessen uit de Franse psychiatrie 

Bob Cools

In Vlaanderen vergelijken we onze geestelijke gezondheidszorg (ggz) meestal met de Nederlandse, die zich op haar beurt spiegelt aan de ontwikkelingen in de Angelsaksische landen. Van wat er zich bij onze Waalse landgenoten afspeelt, hebben we een vager beeld, maar zij laten zich ongetwijfeld inspireren door de ontwikkelingen in Frankrijk, waarop wij Vlamingen nog minder zicht hebben. In een periode dat het zorgpersoneel van verschillende psychiatrische voorzieningen in Frankrijk staakt, biedt de publicatie  ̶  in september 2018  ̶  van het goed gedocumenteerde boek Psychiatrie : l’état d’urgence (Leboyer & Llorca, 2018) een kritisch en actueel overzicht van de stand van zaken in dat land. Het boek won de prestigieuze ’Prix Le Regard d’ Edgard 2018’ voor de beste politieke publicatie. De titel van het boek (vertaald: ’Psychiatrie: de noodtoestand’) zet meteen de toon voor scherpe zelfkritiek. Na inleidende gegevens over epidemiologie en het aanbod van geestelijke gezondheidszorgberoepen, volgen tien hoofdstukken over de historische achtergrond, de zorgorganisatie, stigmatisering, het diagnostisch en therapeutisch aanbod, de kinderpsychiatrie, gedwongen opname, gezondheidseconomie, buitenlandse ‘goede praktijken’ en wetenschappelijk onderzoek. Het slothoofdstuk bevat 25 voorstellen om aan deze noodtoestand een eind te maken en

Referentie:  Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(1), 12-24

Hier leest u het volledige artike

Hermann Rorschach en Henry Murray: pioniers van de projectieve testdiagnostiek

Johan Vereycken

In 2017 verscheen de biografie van Hermann Rorschach en zijn befaamde test (Searls, 2017). Tot dan was de geïnteresseerde lezer aangewezen op het veelgeciteerde essay van  Ellenberger (1954) die zich baseerde op informatie van de naasten van Rorschach waaronder zijn weduwe.  Searls kreeg het omvangrijke archiefmateriaal van de Amerikaanse psychiater Schwarz (1996) in de schoot geworpen en beschikte dus over veel meer bronnen. De biografie van Rorschach prikkelde mijn belangstelling naar de tweede coryfee van de projectieve testdiagnostiek, met name Henry Murray wiens naam verbonden is met de Thematic Apperception Test (TAT).  Toen Robinson (1992) de gepensioneerde Harvard hoogleraar – bij zijn leven al een halve vedette - benaderde voor een biografie reageerde Murray terughoudend. Er was al zo veel bekend over zijn levensloop behoudens …. zijn verborgen verhouding met Christiana Morgan die veertig jaar duurde.  Geen detail van deze passionele liaison wordt ons in deze biografie (Robinson, 1992) onthouden maar over de TAT vernemen we weinig.  Een jaar later verschijnt dan de biografie over Christiana Morgan (Douglas, 1993) waarin de TAT wel uitvoerig wordt besproken.  Vreemd is dat niet want deze ‘femme inspiratrice’ van Murray speelde een sleutelrol bij de totstandkoming van de TAT hoewel haar naam verdween in de plooien van de geschiedschrijving van de TAT. 

In deze bijdrage beschrijven we de levensloop van deze twee grondleggers van de projectieve testdiagnostiek met aandacht voor de fase waarin ze hun projectieve test ontwikkelden.  We schetsen ook hun karakter persoonlijkheid zoals die tot uiting komt in de biografieën en secundaire literatuur.  Met de gelijkenissen en verschillen in hun leven en karakter sluiten we deze bijdrage af waarbij hun wederzijdse passie voor artistieke aspecten vooral in het oog springt.

In 2017 verscheen de biografie van Hermann Rorschach en zijn befaamde test (Searls, 2017). Tot dan was de geïnteresseerde lezer aangewezen op het veelgeciteerde essay van  Ellenberger (1954) die zich baseerde op informatie van de naasten van Rorschach waaronder zijn weduwe.  Searls kreeg het omvangrijke archiefmateriaal van de Amerikaanse psychiater Schwarz (1996) in de schoot geworpen en beschikte dus over veel meer bronnen. De biografie van Rorschach prikkelde mijn belangstelling naar de tweede coryfee van de projectieve testdiagnostiek, met name Henry Murray wiens naam verbonden is met de Thematic Apperception Test (TAT).  Toen Robinson (1992) de gepensioneerde Harvard hoogleraar – bij zijn leven al een halve vedette - benaderde voor een biografie reageerde Murray terughoudend. Er was al zo veel bekend over zijn levensloop behoudens …. zijn verborgen verhouding met Christiana Morgan die veertig jaar duurde.  Geen detail van deze passionele liaison wordt ons in deze biografie (Robinson, 1992) onthouden maar over de TAT vernemen we weinig.  Een jaar later verschijnt dan de biografie over Christiana Morgan (Douglas, 1993) waarin de TAT wel uitvoerig wordt besproken.  Vreemd is dat niet want deze ‘femme inspiratrice’ van Murray speelde een sleutelrol bij de totstandkoming van de TAT hoewel haar naam verdween in de plooien van de geschiedschrijving van de TAT. 

In deze bijdrage beschrijven we de levensloop van deze twee grondleggers van de projectieve testdiagnostiek met aandacht voor de fase waarin ze hun projectieve test ontwikkelden.  We schetsen ook hun karakter persoonlijkheid zoals die tot uiting komt in de biografieën en secundaire literatuur.  Met de gelijkenissen en verschillen in hun leven en karakter sluiten we deze bijdrage af waarbij hun wederzijdse passie voor artistieke aspecten vooral in het oog springt.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(1), 25-37 

Hier leest u het volledige artikel