Disseminatie van empirisch ondersteunde psychologische behandelingen: attitudes van Vlaamse klinisch psychologen meten en beïnvloeden

Kris Martens, Tara Santens

SAMENVATTING:

Ondanks de toename van het aantal empirisch ondersteunde psychologische behandelingen (empirically supported treatments [ESTs]) toont onderzoek aan dat ESTs niet eenvoudigweg de patiënte onderzoen bereiken. Dat fenomeen nodigt uit tot allerlei hypotheses en discussies over het waarom, maar naar dat fenomeen is contextafhankelijk en tot nu toe, voor zover ons bekend, niet uitgevoerd bij klinisch psychologen in Vlaanderen. Disseminatie- en implementatieonderzoek tracht een brug te slaan tussen wetenschap en praktijk en zou ook in Vlaanderen van meerwaarde kunnen zijn voor de klinische praktijk. Deze bijdrage geeft hiertoe een aanzet. De attitudes van klinisch psychologen werden gemeten voor en na een keynotelezing die als doel had attitudes over het gebruik van ESTs te beïnvloeden. De resultaten tonen aan dat de attitudes over het toepassen van ESTs verschillen en dat een keynotelezing de attitudes, althans op korte termijn, kan beïnvloeden in de door de spreker gewenste richting.

Trefwoorden: disseminatie, empirisch ondersteunde behandelingen, evidence-based praktijk

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 48(2), 114 - 156

Hier leest u het volledige artikel

Adoptiesensitief psychodynamisch werken in psychotherapie met adolescenten

Ann-Sofie Viaene, Lieve Van Lier

Inleiding:

Deze bijdrage gaat nader in op de manier waarop adoptie universele ontwikkelingstaken van adolescenten kleurt en hoe daarmee rekening dient te worden gehouden bij het therapeutische werk. Geadopteerde adolescenten dragen vaak een moeilijke voorgeschiedenis met zich mee (Pace, Cavanna, Velotti, & Zavattini, 2014). Dat roept de vraag op hoe hun ontwikkeling als adolescent verloopt en welke ontwikkelingstaken in die periode voor hen complexer en uitdagender zijn. We richten ons op twee thema’s: het vormen van een eigen identiteit, en gehechtheid en separatie binnen de relatie met de ouders. Die ontwikkelingstaken worden geïllustreerd aan de hand van de psychodynamische behandeling van een adolescente die uit het buitenland werd geadopteerd. Vervolgens staan we stil bij enkele belangrijke elementen in de psychotherapie bij adolescenten die het adoptiesensitief werken illustreren.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(2), 82-94 

Hier leest u het volledige artikel

Wet op de uitoefening van psychotherapie: uitwerken of laten uitdoven?

Kris Martens, Roland Sinnaeve

Inleiding:

Deze bijdrage gaat nader in op de manier waarop adoptie universele ontwikkelingstaken van adolescenten kleurt en hoe daarmee rekening dient te worden gehouden bij het therapeutische werk. Geadopteerde adolescenten dragen vaak een moeilijke voorgeschiedenis met zich mee (Pace, Cavanna, Velotti, & Zavattini, 2014). Dat roept de vraag op hoe hun ontwikkeling als adolescent verloopt en welke ontwikkelingstaken in die periode voor hen complexer en uitdagender zijn. We richten ons op twee thema’s: het vormen van een eigen identiteit, en gehechtheid en separatie binnen de relatie met de ouders. Die ontwikkelingstaken worden geïllustreerd aan de hand van de psychodynamische behandeling van een adolescente die uit het buitenland werd geadopteerd. Vervolgens staan we stil bij enkele belangrijke elementen in de psychotherapie bij adolescenten die het adoptiesensitief werken illustreren.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(2), 95-106

Hier leest u het volledige artikel

Albert Ellis en Johan Arndt, met de kennis van nu

Peter Popma

Inleiding:

De kennis van de emotie is indrukwekkend toegenomen. Vanaf 1960, met het verschijnen van de appraisal-theorie (Arnold, 1960), een cognitieve theorie over de werking en functie van de emotie, is het onderzoek in een stroomversnelling gekomen, met als voorlopig hoogtepunt het werk van de Nederlandse functiepsycholoog Nico Frijda (1988, 2008). Die ontwikkeling heeft een grote invloed gehad op de theorievorming van de onderscheiden psychotherapeutische stromingen. In de humanistische-experiëntiële therapie heeft de emotie mede daardoor een centrale plaats gekregen (Greenberg, 2002). Het onderzoek naar de aard en het functioneren van de emotie is ondertussen zo ver gevorderd dat het mogelijk is gebleken om daarvan wetmatigheden vast te leggen (Frijda, 2008). Daardoor is het ook mogelijk om de theorieën achter de therapieën, wat de betekenis en functie van de emotie daarin betreft, te toetsen aan de hand van deze algemene emotieleer. Een uitdaging die ik met enige aarzeling aanga. Ik heb gekozen voor het werk van twee therapeuten die mij vanwege hun vele overeenkomsten steeds hebben geïntrigeerd: de zeer bekende Amerikaan Albert Ellis en de vrijwel onbekende Nederlander Johan Arndt (Popma, 2016). Beiden begonnen te publiceren in de jaren 1950. Beiden spreken van neurose en bedoelen daarmee de emotionele stoornis. Hun klinische observaties komen met elkaar overeen en ze ontdekten in de neurose eenzelfde structuur: een verstarde koppeling van negatieve cognities aan negatieve emoties. Ellis benadrukt daarvan de betekenis van de cognitie: een neuroticus klaagt en jammert, doordat zijn leven door irrationele opvattingen wordt bepaald. Arndt gaat uit van de functie van de emotie: een neuroticus houdt er negatieve ideeën op na, omdat hij altijd iets te klagen moet hebben. Hun onderlinge verschillen zijn echter te groot om de theorieën zonder meer in elkaar te schuiven. Die zullen eerst ‘vertaald’ moeten worden met behulp van de begrippen van de emotietheorie van Frijda. Als dat is gebeurd, blijkt het mogelijk om tot een vruchtbare conclusie te komen.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(2), 107-113

Hier leest u het volledige artikel