Suïcidepreventie in de zorg: nieuwe richtlijn en e-learningwebsite

Eva Dumon, Saskia Aerts, Kees Van Heeringen, Gwendolyn Portzky

Inleiding In het voorjaar van 2017 lanceerde het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP; Aerts, Dumon, Van Heeringen, & Portzky, 2017) een richtlijn en e-learningwebsite over suïcidepreventie, bestemd voor hulpverleners in de gezondheidszorg. De richtlijn biedt inzichten, concrete aanbevelingen en praktische tools die ervoor moeten zorgen dat suïcidale gedachten en suïcidaal gedrag sneller gedetecteerd, effectiever behandeld en beter gemonitord kunnen worden. De richtlijn komt zo tegemoet aan de behoefte vanuit het werkveld naar duidelijkheid over hoe om te gaan met suïcidale mensen. Dit artikel belicht enkele kernaanbevelingen en tools uit deze richtlijn voor de detectie en behandeling van suïcidaal gedrag.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(1), 5-13

Hier leest u het volledige artikel

De competenties van de Belgische klinisch psycholoog: integratie van het profiel in Advies nr. 9141 van de Hoge Gezondheidsraad en het CanMEDS-model

Christiaan Schotte, Nady Van Broeck

Het competentieprofiel van de Belgische klinisch psycholoog Op 18 juni 2015 werd in het Belgisch Staatsblad de Gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (WUG) gepubliceerd. Deze WUG omschrijft de uitoefening van de klinische psychologie, de opleidingseisen voor erkenning en de voorwaarden om de erkenning1 te verkrijgen (namelijk: een extra professionele stage vanaf 2022). Maar ze verduidelijkt niet welke competenties verworven moeten worden om de klinische psychologie te mogen beoefenen. Om de klinische psychologie te integreren in het multidisciplinaire systeem van de verschillende gezondheidszorgberoepen was het evenwel nodig om een duidelijk en relevant competentieprofiel op te stellen...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(1), 25-35 

Hier leest u het volledige artikel

To stigmatise, or not to stigmatise, that is the question: beeldvorming over personen met psychische problemen

Kirsten Cathoor

Inleiding:

De Koning Boudewijnstichting (KBS) heeft in samenwerking met het Instituut voor Mediastudies van de KU Leuven een onderzoeksrapport gepubliceerd met als ronkende (en erg ambitieuze) titel Een inspirerende kijk op de beeldvorming over personen met psychische problemen (Van Gorp et al., 2017). Zicht krijgen op beeldvorming is van belang om verschillende vormen van stigma beter te kunnen begrijpen. En een juiste beeldvorming is essentieel om beter en respectvoller om te gaan met gevoelige mensen, zoals gebruikers van geestelijke gezondheidszorg (ggz). Het is immers ontelbare malen bewezen dat stereotypes hét schoolvoorbeeld zijn van negatieve vooringenomenheid. Stereotypes leiden tot vooroordelen, die op hun beurt onvermijdelijk leiden tot stigmatisering. In de inleiding van het rapport leggen de auteurs uit dat het de bedoeling is om “inzicht te bieden in de denkbeelden die er in België bestaan over psychische aandoeningen” (p. 11), waarbij psychische aandoeningen worden omschreven als “het geheel van afwijkende emoties, gedachten of gedragspatronen die onder meer worden gekenmerkt door persoonlijk lijden” (p. 11). De keuze voor deze definitie zal een zwakke schakel in de ketting van het project blijken.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(1), 36-42

Hier leest u het volledige artikel

Netwerktafels in de jeugdhulpverlening: een participatorisch actieonderzoek

Thirsa Van Dongen, Helinde Moons, Inge Glazemakers

Inleiding:

Om de kloof tussen wetenschap en praktijk te overbruggen wordt de betrokkenheid van stakeholders bij onderzoek steeds meer benadrukt (Mullen, Bledsoe, & Bellamy, 2008; Southam-Gerow, Hourigan, & Allin, 2009). Tijdens participatorisch actieonderzoek (PAO) werken onderzoekers en practici als partners samen, waarbij ieders expertise wordt erkend en ingezet. Dit gelijkwaardige eigenaarschap van de onderzoeksvraag en het onderzoeksproces resulteert in beschikbare, begrijpbare en relevante uitkomsten (Leung, Yen, & Minkler, 2004; Salimi, Shahandeh, & Malekafzali, 2012). PAO wordt door Reason en Bradbury (2008) omschreven als een participatief proces om praktische kennis te verkrijgen en relevante doelstellingen te bereiken. Het tracht actie en reflectie, theorie en praktijk samen te brengen op zoek naar concrete oplossingen voor prangende sociale problemen (p. 4). Er worden gegevens verzameld over bepaalde systemen en gelijktijdig worden er pogingen ondernomen om veranderingen aan te brengen (Tapp, White, Steuerwald, & Dulin, 2013). Om na te gaan of een actie voorziet in de behoefte van de praktijk zijn de volgende, steeds terugkerende stappen essentieel: planning, actie, observatie en reflectie (Kemmis & McTaggart, 1988). PAO kan bijdragen tot: 1) het beter begrijpen van complexe problemen; 2) een grotere betrokkenheid van de deelnemers, wat zorgt voor meer valide en betrouwbare informatie; 3) effectieve implementatiestrategieën door van bij de start rekening te houden met contextuele factoren; 4) het empoweren van de stakeholders door gebruik te maken van ieders sterkte en hen de nodige vaardigheden bij te brengen om innovatie in de setting te faciliteren; 5) het versterken van toekomstige samenwerking (Leung et al., 2004; White, Suchowierska, & Campbell, 2004). Om als partners samen te kunnen werken moeten er regelmatige bijeenkomsten plaatsvinden waarbij open communicatie, engagement en gelijkwaardigheid bij het nemen van beslissingen vooropstaan (Horowitz, Robinson, & Seifer, 2009). Uitdagingen bij PAO betreffen de benodigde financiële middelen, de tijdsinvestering en de mentale afstand tussen onderzoekers en stakeholders (Tapp et al., 2013). Deze forumbijdrage illustreert de uitwerking van de verschillende stappen van een PAO aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(1), 43-51 

Hier leest u het volledige artikel

Elke klinisch psycholoog een elektronisch patiëntendossier: een stap vooruit of een noodzakelijk kwaad?

Emily Vranken, Dieter Verhaegen, Ellen Excelmans, Jolien Cobbaert, Tom Van Daele

Inleiding:

De inwerkingtreding van de Wet op de geestelijke gezondheidszorgberoepen (Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu [FOD], 2016) betekende in 2016 een grote stap vooruit voor Belgische klinisch psychologen: ze kregen een plaats in de Gecoördineerde wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (2015), waarmee onder andere het voormalig Koninklijk Besluit 78 werd gewijzigd, en werden zo officieel autonome zorgverstrekkers. Hiermee zijn psychologen ook aan de Wet betreffende de rechten van de patiënt (2002) gebonden, waaruit de plicht voortvloeit om per cliënt een zorgvuldig opgesteld en veilig bewaard dossier aan te leggen (Vansweevelt, 2014). Sommige beroepsgroepen, zoals artsen, maken al de overstap van een papieren naar een elektronisch patiëntendossier (EPD). Ook psychologen werkzaam in grotere organisaties, zoals psychiatrisch ziekenhuizen, psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen, centra voor geestelijke gezondheidszorg en grotere groepspraktijken, zijn al in meer of mindere mate vertrouwd met een EPD. Deze evolutie wordt gestimuleerd door de overheid: zo spraken de negen ministers bevoegd voor gezondheidszorg in 2013 af om de gezondheidszorg ‘e-proof’ te maken.1 Ze stelden daarvoor een ambitieus actieplan ‘eGezondheid’ op, dat onder meer ideeën bevat over het delen van gegevens, het vereenvoudigen van de administratie en het elektronisch voorschrijven van geneesmiddelen. Op Vlaams niveau zagen initiatieven als ‘éénlijn.be’ het licht om zorgverleners in de eerste lijn – en nu dus ook de klinisch psycholoog – bij dit proces te ondersteunen...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(1), 52-61

Hier leest u het volledige artikel