Een onderzoek naar de verbanden tussen de Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2-Restructured Form en de DSM-5 Persoonlijkheidsvragenlijst

Mercedes De Weerdt, Gina Rossi

SAMENVATTING
De Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2-Restructured Form (MMPI-2-RF)
is een screeningsinstrument voor persoonlijkheid en psychopathologie dat vaak wordt
ingezet voor psychologische diagnostiek. In ons onderzoek gaan we de verbanden
na tussen de MMPI-2-RF en de DSM-5 Persoonlijkheidsvragenlijst (PID-5-NL). Dit
laatste meetinstrument onderzoekt de vijf brede domeinen (Negatieve affectiviteit,
Afstandelijkheid, Antagonisme, Ongeremdheid en Psychoticisme) van de persoonlijkheid
en de daarbij horende facetten van het DSM-5-persoonlijkheidstrekkenmodel, een
alternatief model voor persoonlijkheidsstoornissen. Voor vier van de vijf Personality
Psychopathology Five-schalen-herzien (PSY-5-r; Negatieve emotionaliteit-herzien,
Introversie-herzien, Agressiviteit-herzien en Psychoticisme-herzien) uit de MMPI-2-RF
is er een duidelijk verband met de conceptueel gelijkaardige PID-5-domeinen. Een
uitzondering is de PSY-5-r-schaal Ontremming-herzien die, onverwacht, een groter
verband vertoont met Antagonisme in plaats van met Ongeremdheid. Verder vonden
we logische verbanden tussen de MMPI-2-RF- en PID-5-schalen die respectievelijk een
meer internaliserende of externaliserende problematiek meten, en significante relaties
met somscores voor persoonlijkheidstypes ontwikkeld op basis van de PID-5-facetten.

Trefwoorden: MMPI-2-RF, PID-5

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2017, 47(4), 51-77

Hier leest u het volledige artikel

Deontologische vragen rond het beëindigen van behandelingen

Koen Korevaar

Bij vrijwillige hulpverlening kunnen cliënten de begeleiding of psychotherapie beëindigen
wanneer zij willen. Zo eenvoudig ligt het echter niet voor de behandelaar. Klinisch psychologen
en psychotherapeuten worstelen soms met de vraag of, en onder welke voorwaarden,
zij behandelingen kunnen beëindigen, zeker als de cliënt vragende partij is voor verdere behandeling.
Dit artikel bespreekt beroepsethische normen over het beëindigen van de behandeling
door de klinisch psycholoog. Daarbij zal blijken dat de kiem van de dilemma’s vaak
al in het begin van de behandeling ligt. Deze bijdrage benadrukt daarom het belang van het
vragen van geïnformeerde toestemming bij de start van de behandeling. Hierbij worden rollen
en wederzijdse verwachtingen geëxpliciteerd, en worden de voorwaarden voor het beëindigen
van de samenwerking besproken.
Dilemma’s rond het beëindigen van therapieën kunnen ontstaan als cliënten zich niet aan
praktische afspraken houden (bijvoorbeeld: niet betalen), als zij gevaar opleveren voor de
klinisch psycholoog, of als de behandeling niet succesvol verloopt en geen resultaat oplevert.
Deze laatste situatie lijkt het vaakst voor te komen en het meeste onduidelijkheid op
te leveren voor hulpverleners. Daarom staan we in dit artikel vooral stil bij deze laatste situatie.
Het beëindigen van therapieën als de psycholoog van werkplek verandert of stopt met
werken, levert in de praktijk weinig vragen op en zal daarom buiten beschouwing worden
gelaten.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2017, 47(4), 4-12

Hier leest u het volledige artikel

De preventie van suïcide en suïcidepogingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: een stand van zaken

Marc Roelands, Karolina Bystram, Stéphanie De Maere, Johan Bilsen

Inleiding
Werkloosheid, armoede, middelengebruik en psychiatrische stoornissen zijn factoren die
kunnen leiden tot een proces dat bij sommige mensen uitmondt in een suïcidepoging of
suïcide. We spreken van suïcide bij intentioneel zelfbeschadigend gedrag dat eindigt met de
dood: “Suicide is the act of deliberately killing oneself” (World Health Organization [WHO],
2014, p. 12). De overlijdensstatistieken leren dat suïcide geen zeldzaam fenomeen is (Federale
Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie, 2016): in België doden
jaarlijks ongeveer 2.000 personen zichzelf. Dit is 20 keer het aantal dat overlijdt ten gevolge
van geweld door derden, ongeveer 100 mensen, of 2,5 keer het aantal dat overlijdt in het
verkeer, ongeveer 800 mensen! Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gaat het jaarlijks
om ongeveer 140 mensen, meer bepaald 42 vrouwen en 94 mannen in 2013. Op elke leeftijd
overlijden meer mannen door suïcide en bij beide geslachten vinden in absolute aantallen de
meeste suïcides plaats in de leeftijdsgroep van 40 tot 60 jaar...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2017, 47(4), 13-21 

Hier leest u het volledige artikel

Don't worry, be happy: depressie en de maatschappelijke druk om gelukkig te zijn

Egon Dejonckheere, Peter Kuppens

De depressieparadox

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2017, 47(4), 22-27

Hier leest u het volledige artikel

Faire diagnostiek van intelligentie bij vluchtelingen. Kan de Wechsler Non-verbal Scale of Ability (WNV-NL) een oplossing bieden?

Caroline Dejonghe, Karen Depaepe

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2017, 47(4), 28-35

Hier leest u het volledige artikel

Verslaving: van instrumenteel naar impulsief en automatisch gedrag

Paul Van Deun

In alle echelons van de geestelijke gezondheidszorg wordt men geconfronteerd met stoornissen door het gebruik van middelen. De verslavingszorg zelf probeert zich te vernieuwen met behulp van de neurowetenschappen. Van doorbraken is echter nog geen sprake: er zijn geen nieuwe medicamenten en ingrepen in het brein zelf zijn (nog) geen alledaagse praktijk. Maar dat complexe onderzoek levert wel nieuwe inzichten over verslaving die vertaald kunnen worden naar de praktijk. Verschillende deelaspecten worden daarbij verklaard: impulsief gedrag, gebrekkige responsonderdrukking, craving en terugval na abstinentie. Deze bijdrage wil een brug slaan tussen de bevindingen uit recent neurobiologisch onderzoek en de klinische praktijk bij de behandeling van alcohol-, drugs- of tabaksverslaving. Zowel experimenteel dieronderzoek als het beeldvormend hersenonderzoek bij mensen zou kunnen leiden tot een paradigmaverschuiving in het begrijpen van de verslavingsziekte. Overmatig of onaangepast gebruik van middelen interpreteren hulpverleners vooral als functioneel of instrumenteel. De neurobiologie toont echter aan dat er automatische processen op gang worden gebracht. De geconditioneerde responsen zijn moeilijk te onderdrukken. Deze vaststelling komt overeen met een van de centrale bevindingen van patiënten: de onmacht om zich tegen de aantrekkingskracht van het middel te verzetten.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2017, 47(4), 36-42

Hier leest u het volledige artikel

What's in the strategy? Een nieuw scoringssysteem voor de tekenstrategie van de Complexe Figuur Test

Miet craeynest, Kathleen Omey, Shana Blake, Ruben Ryckewaert

De Complexe Figuur Test van Rey (CFT; Osterrieth, 1944; Rey, 1941) is in Vlaanderen een van de meest gebruikte testen om cognitieve functies bij kinderen, volwassenen en ouderen te onderzoeken. Niettemin kampt deze neuropsychologische test  met enkele belangrijke problemen zoals verouderde Vlaamse normen en onduidelijkheid over de standaardisatierichtlijnen. Doordat de CFT een relatief oude test is, zijn er sinds zijn ontstaan in 1941 talrijke varianten ontwikkeld met meer of minder duidelijke richtlijnen voor zowel de afname als de scoring.  De auteurs presenteren een Vlaamse versie van het RCF-OSS en ontwikkelden een scorehulp die het gebruiksgemak voor de diagnosticus kan verhogen. Hierdoor vergroot ook de standaardisatie van de afname van de CFT-S en de eenduidigheid van de scoring en interpretatierichtlijnen.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2017, 47(4), 43-50 

Hier leest u het volledige artikel