Een onlinedagboek ter ondersteuning van de begeleiding in de geestelijke gezondheidszorg, gewikt en gewogen

Katleen Bogaerts, Fran Timmers, Philippe Bocklandt, Omer Van den Bergh

SAMENVATTING
In de loop van een tweejarig project werd een flexibel en te personaliseren onlinedagboek
ontwikkeld ter ondersteuning van face-to-facebegeleiding. Dit dagboek werd
door zowel hulpverleners als cliënten van verschillende organisaties in de geestelijke
gezondheidszorg kwantitatief en kwalitatief geëvalueerd. De tool werd in de steekproef
zowel tijdens de diagnostische fase als tijdens het eigenlijke therapeutische
proces ingezet, maar niet voor evaluatiedoeleinden. De meerderheid van zowel de
hulpverleners als de cliënten beschouwde het onlinedagboek als een gebruiksvriendelijke
tool die ze opnieuw zouden gebruiken of aanraden aan personen in eenzelfde
situatie. Als pluspunten noemden cliënten en hulpverleners vooral het visualiseren
van de evolutie van het proces door middel van grafieken en tabellen, bewustmaking
en zelfinzicht; als minpunten kwamen vooral het tijdsintensieve karakter van de tool
en het ontbreken van een app aan bod. Tijdens de laatste fase van het project werd
alsnog in die omissie voorzien.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2016, 49(3), 198-211

Hier leest u het volledige artikel

Morele besluitvorming in de klinische psychologie

Koen Korevaar

Bij sommige deontologische vragen in de klinische psychologie is er weinig tijd voor leunstoelfilosofie.
In een groepspraktijk rinkelt de telefoon. Een van de aanwezige psychologen
neemt op. “Het gaat niet goed met mij. Ik wil mijn behandelaar spreken”, zegt de beller, een
cliënt van de praktijk. “Die is vandaag niet aanwezig”, antwoordt de psycholoog. “Kun je mij
dan haar gsm-nummer geven? Ik moet haar nu echt spreken!”, dringt de cliënt aan. Ook al
beslist de psycholoog direct hoe hij dit telefoontje afhandelt, toch is ook hier ethische reflectie
belangrijk. Achteraf zal hij moeten evalueren of hij juist gehandeld heeft, al was het maar
om ervoor te zorgen dat hij in het vervolg beter op dergelijke situaties is voorbereid.
Morele dilemma’s vragen om ethische reflectie. Die kan van een hogere of lagere kwaliteit
zijn. Wanneer tijdens de opleiding deontologie voor psychologen aan bod komt, is het een
belangrijke vraag hoe psychologen bij morele vragen tot een gefundeerde beslissing komen.
Dit artikel beoogt het beslissingsproces in deontologische casussen inzichtelijk te maken.
We bespreken enkele elementen in het beslissingsproces die de kwaliteit van de besluitvorming
verhogen.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2016, 46(3), 148-157 

Hier leest u het volledige artikel

Apologie voor een radicaal nieuwe GGZ

Bob Cools

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2016, 46(3), 158-165

Hier leest u het volledige artikel

Psychologische hulp: na erkenning van de hulpverlener, de tegemoetkoming aan de hulpvrager

Karel Mampuys

Inleiding
In april 2014 en opnieuw – na de nodige correcties voor orthopedagogie en psychotherapie
– in juni 2016 werd de psychologische hulpverlening eindelijk wettelijk erkend. De betreffende
wetten erkennen de beroepen van klinisch psycholoog en orthopedagoog en de psychotherapie
als specialistische praktijk. Die juridische erkenning was een voorwaarde om de
geboden zorg financieel tegemoet te kunnen komen en de beoefenaars een plaats te geven
in het overheidsbeleid ‘Volksgezondheid’. In september 2016 zou de uitvoering van de wet
van start moeten gaan (zie voor actuele informatie: https://www.bfp-fbp.be).1 Op vraag van
de federale overheid, het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en de
Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen (VVKP) bracht het Federaal Kenniscentrum
voor de Gezondheidszorg (KCE) in het voorjaar 2016 een advies uit over de vergoeding van
psychologische hulp (Kohn et al., 2016). Dat advies is gebaseerd op een grondige vergelijking
van de Belgische situatie met die in Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië, Denemarken
en Zwitserland. Het advies kreeg zijn uiteindelijke vorm na twee consultatierondes
met de belanghebbenden in België, de zogenaamde stakeholders: patiëntenverenigingen,
beroepsverenigingen (zoals de VVKP) en zorgverzekeraars. Inspiratie vond het KCE ook nog
in het evaluatierapport van de zeven Vlaamse proefprojecten eerstelijnspsychologie (ELP).
Net zoals adviezen van de Hoge Gezondheidsraad (HGR) hebben rapporten van het KCE
geen kracht van wet en het zijn ook geen uitvoeringsbesluiten. Maar beide instanties hebben
een hoog moreel gezag. Ze bieden houvast in een domein waar verschillende belangen
spelen. Zo werd bij de herziening van de Erkenningswet op de beroepen in de geestelijke
gezondheidszorg (GGZ) nog steeds teruggegrepen op de adviezen van de HGR aangaande
de psychotherapie uit 2005. Ook nu valt te verwachten dat de overheid in haar uitvoeringsbesluiten
gebruik zal maken van dit goed onderbouwde advies van het KCE.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2016, 46(3), 166-174

Hier leest u het volledige artikel

Kwaliteitsindicatoren in de GGZ: hoe (goed) doen we het?

Kris Van den Broeck

Inleiding
Vermijdbare medische fouten in (algemene) ziekenhuizen wekken in het algemeen veel verontwaardiging.
Terecht, want naast de betrokkenen wordt ook de maatschappij getroffen.
In vergelijking met andere OESO-landen spendeert België immers relatief veel van zijn bruto
binnenlands product aan gezondheidszorg: onze – overigens doorgaans erg degelijke – zorg
wordt voor maar liefst 75% bekostigd uit publieke middelen (Organisation for Economic Cooperation
and Development, 2014). Als zorgverleners zijn we het dus aan de maatschappij verplicht
om goed na te denken over de manier waarop we zorg verlenen. Gelukkig beschikken
we over enthousiaste hulpverleners die ernaar streven kwalitatief hoogstaande zorg te leveren.
Maar hoe goed is die zorg eigenlijk? En is het mogelijk om de kwaliteit van ons zorgaanbod
in het algemeen naar een hoger niveau te tillen? Dergelijke reflecties lagen aan de basis van
het Vlaams Indicatorenproject voor Professionals en Patiënten (VIP2). Dat project startte in de
algemene ziekenhuizen (VIP2-AZ), maar Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en
Gezin Vandeurzen (2014) voert kwaliteit van zorg hoog in het vaandel en ziet daarom in nauw
overleg met de respectieve sectoren graag andere VIP2-takken ontstaan: in de geestelijke gezondheidszorg (VIP2-GGZ), de eerstelijnszorg (VIP2-ELZ) en de woonzorgcentra (VIP2-WZC).

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2016, 46(3), 175-184

Hier leest u het volledige artikel

Op de grens van het subcorticale: een zoektocht naar de balans tussen romantiek en cognitie in het brein, in het zijn. Een hommage aan Oliver Sacks

Charlotte Sleurs

Op 30 augustus 2015 overleed Oliver Sacks, de bekende auteur en neuroloog. Dat was een
groot verlies voor de wereld van de neuropsychologie. Bij het vernemen van zijn dood greep
ik onmiddellijk naar zijn recente boeken: De man die zijn vrouw voor een hoed hield (Sacks, 2015a)
en Onderweg (Sacks, 2015b), een afscheidsparabel over zijn leven.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2016, 46(3), 185-188

Hier leest u het volledige artikel

De Wet op de GGZ-beroepen gewijzigd! Discussie over psychotherapie eindigt na twintig jaar debat

Koen Lowet

Inleiding
In deze bijdrage bespreken we de recente wijzigingen van de Wet op de geestelijke gezondheidszorg
(GGZ)-beroepen zoals die recent gepubliceerd werden in het Belgisch Staatsblad
(Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
[FOD VVVL], 2016). De voornaamste wijzigingen betreffen de toevoeging van één jaar
professionele stage en de integratie van de psychotherapie in het systeem van de reguliere
gezondheidszorg. Vooral dat laatste punt zorgde voor nogal wat kritiek uit bepaalde geledingen
van de sector, maar die kritiek was vaak gebaseerd op onjuiste informatie en een
verkeerde interpretatie van de wet.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2016, 46(3), 189-197

Hier leest u het volledige artikel