Specifieke richtlijnen voor psychologische interventies bij jongens en mannen: ideologisch gedreven of maatschappelijke noodzaak?

Alexis Dewaele

| Tijdschrift Klinische Psychologie, 2020, 50(1), 38-47 |

Inleiding
In augustus 2018 bracht de American Psychological Association (APA) nieuwe richtlijnen
uit voor de psychologische behandeling van jongens en mannen. Die moeten psychologen,
werkzaam op diverse terreinen (schoolpsychologen, preventiewerkers, enzovoort) bruikbare
informatie en handvatten bieden om jongens en mannen op een professionele en
wetenschappelijk onderbouwde manier te begeleiden in verband met diverse psychische
klachten en sociale problemen. De auteurs gaan niet over één nacht ijs en baseren zich op
een indrukwekkend literatuuroverzicht van maar liefst tien pagina’s. De richtlijnen hebben
een beperkte geldigheidsduur van tien jaar. De APA is niet aan haar proefstuk toe:
ze publiceerde eerder al richtlijnen gericht op diverse specifieke doelgroepen (zoals: holebi’s
en transgenders, etnische minderheden) en op specifieke professionele contexten
(bijvoorbeeld: de forensische psychologie), maar ook voor de begeleiding van meisjes en
vrouwen. De auteurs gaan uit van de idee dat hoewel mannen interindividueel erg verschillend
zijn – wat betreft etniciteit, culturele achtergrond, leeftijd, seksuele oriëntatie
en veel andere persoonlijke kenmerken – zij als groep gemiddeld verschillen van vrouwen.
Zo hebben mannen een sterkere machtspositie, maar scoren ze minder goed op een aantal
gezondheidsgerelateerde variabelen, zoals meer druggebruik en een hogere mortaliteit.
Dat rechtvaardigt volgens de APA deze specifieke richtlijnen.
De richtlijnen lezen als een boeiend overzicht van de wetenschappelijke literatuur over
psychische klachten en sociale problemen van jongens en mannen. Dat is verfrissend in
tijden waarin je bijna zou vergeten dat ook mannen het slachtoffer kunnen zijn van een
samenleving waarin traditionele man-vrouwrolpatronen op diverse terreinen invloed uit39
Specifieke richtlijnen voor psychologische interventies bij jongens en mannen oefenen (zie bijvoorbeeld: Krahé et al., 2015). De auteurs staan stil bij het concept gender
(de psychologische, sociale en culturele ervaringen en kenmerken die samengaan met de
sociale status die mannen en vrouwen bekleden) dat onderscheiden dient te worden van
sekse of geslacht (de biologische kenmerken die samengaan met man- of vrouw-zijn). De
impact van gender uit zich vooral in genderbias: de inaccurate attitudes van individuen
die bepalen dat mannen en vrouwen zouden verschillen op het vlak van vaardigheden,
maatschappelijke rollen en diverse andere kenmerken. Een mogelijk negatief gevolg
van genderbias is het ervaren van genderrolspanning: het gevoel moeilijk te kunnen voldoen
aan de heersende maatschappelijke verwachtingen. Een genderrolconflict verwijst
dan weer naar het ervaren van een tegenstrijdigheid tussen het moeten vervullen van
verschillende maatschappelijke rollen, zoals de rol van man versus de rol van vader. De
genderrolconflicten die mannen en jongens ervaren, hebben vooral te maken met vier
aspecten die eigen zijn aan stereotiepe mannelijke rollen: (1) de nadruk op succes, kracht
en competitie; (2) emotionele restrictie (mannen voelen zich vaak onwennig bij het uiten
en ervaren van kwetsbare emoties); (3) restrictie in het tonen van genegenheid onder
mannen (mannen hebben het moeilijk met zorgzaam zijn voor en aanraken van andere
mannen); en (4) het ervaren van een conflict tussen arbeid en gezin. De APA is stellig:
psychologen hebben de ethische verantwoordelijkheid om gendervooroordelen te erkennen
en uit te dagen. Ze reiken daartoe tien wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen aan.