Nicole Ruysschaert
Tijdschrift Klinische Psychologie, 2022, 52(3), 202-210
Inleiding:
‘Hypnose’ is een term die diverse associaties oproept. Men kan er het Griekse woord hypnos of slaap in horen, men kent collega’s die er een opleiding in volgen, men spreekt patiënten die zich door ‘leken’-hypnotiseurs onheus behandeld voelen of men ziet advertenties of demonstraties van hypnoseshows in televisieprogramma’s. Redenen genoeg voor de Hoge Gezondheidsraad (HGR) om een werkgroep te starten en een panel van experts een advies te laten uitbrengen over het verantwoorde gebruik van hypnose in de gezondheidszorg (HGR, 2020). De werkgroep werd voorgezeten door Marie-Elisabeth Faymonville (anesthesist, CHU de Liège) en Nicole Ruysschaert, psychiater-psychotherapeut en auteur van deze bijdrage; Erik De Soir, klinische psycholoog-psychotherapeut, trad op als rapporteur. Alle experts waren werkzaam in medische en psychotherapeutische settings: psychiaters, psychologen, artsen (anesthesisten, kinderarts, huidarts), kinesisten, verpleegkundigen en vroedvrouwen. De wetgeving die in België het gebruik van hypnose reglementeert, dateert van 1892 en is verouderd: showhypnose is verboden, het werken met hypnose is voorbehouden aan artsen (Loi sur l’hypnotisme, 1892). Dat past natuurlijk niet meer bij de huidige professionele diversificatie. Het doel van het HGR-rapport is het bieden van correcte informatie over indicaties en doeltreffendheid van hypnose en het doen van aanbevelingen over opleidingsvereisten en -voorwaarden (HGR, 2020)