30-12-24

Onze geestelijke gezondheidszorg heeft in toenemende mate te kampen met een ‘commercialisering’ van de sector. Dat hoeft op zich geen negatieve evolutie te zijn: de groeiende bewustwording rond mentale gezondheid en het doorbreken van stigma hebben de vraag naar hulp aanzienlijk verhoogd. Mensen zijn zich ook meer bewust van het belang van mentaal welzijn en zoeken actief naar informatie of ondersteuning. Het bestaande zorgsysteem kan echter niet altijd voldoen aan deze vraag; dit schept een voedingsbodem voor alternatieve spelers – die vaak commercieel gemotiveerd zijn – om deze vraag in te vullen. De commercialisering van de ggz is een gevolg van vraag én aanbod.

Het fenomeen dreigt echter de kern van wat geestelijke gezondheidszorg zou moeten zijn – wetenschappelijk gefundeerde en ethisch verantwoorde hulp – te ondermijnen. Het heeft immers kwalijke gevolgen voor de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg. Dit is nefast voor de meest kwetsbaren in onze samenleving, voor wie de reguliere oplossingen nog al te vaak buiten bereik liggen. De sector en het beleid moeten dringend reageren. 

De commercialisering in de ggz is een symptoom van vraag én aanbod

We besteden in België maar een klein deel van het totale zorgbudget aan geestelijke gezondheidszorg. Consultaties bij een klinisch psycholoog worden slechts beperkt en in zeer specifieke gevallen terugbetaald. Terzelfdertijd hebben andere zorgverleners op het terrein, zoals psychologisch consulenten, nog steeds geen eigen wettelijk kader, wat een eventuele terugbetaling verhinderd. Zorgverleners zijn overbevraagd en de wachtlijsten groeien aan, zowel in het private als gesubsidieerde aanbod. Wanneer het reguliere aanbod tekortschiet zoeken mensen sneller naar alternatieven die gemakkelijker toegankelijk zijn. Wachttijden en dure zorg geven een rechtstreekse aanleiding voor andere spelers om hun diensten aan te bieden. 

Dit kan overigens vrij gemakkelijk – in Vlaanderen en België is er immers maar weinig effectieve controle op wie welke diensten aanbiedt rond geestelijke gezondheid. Dit laat ruimte voor mensen die geen erkend hulpverlener zijn om de grenzen op te zoeken, bijvoorbeeld onder de titel van coach of (psycho)therapeut. In tegenstelling tot klinisch psychologen, die gebonden zijn aan strikte opleidings- en registratievoorwaarden, is er geen wettelijk kader voor het beroep van coach. Dit betekent dat iedereen zich zonder gevolg ‘life coach’ of ‘mental coach’ kan noemen. En hoewel de uitoefening van de psychotherapie wel verankerd is in de wet, blijft de titel van (psycho)therapeut evenwel onbeschermd. Deze lacune in de wet kan worden uitgebuit, zoals we recent nog zagen bij schrijfster Griet Op de Beeck.  

In welke mate deze personen zich op het terrein van de ggz mogen begeven is niet altijd duidelijk. Sommigen begeven zich in een grijze zone terwijl anderen eenvoudigweg psychologische hulp aanbieden terwijl ze dit in feite niet mogen. De groeiende vraag naar psychologische zorg biedt echter ruimte voor een goed verdienmodel: we zien dat een aanzienlijk deel van hen gebruik maakt van slimme marketingcampagnes die inspelen op emoties en quick fixes. Velen van hen bieden ook pakketten of trajecten aan die lijken op traditionele therapie, maar niet zelden gebaseerd zijn op anekdotisch bewijs of gebruik maken van oppervlakkige technieken. 

Er is maar weinig effectieve controle op wie welke diensten aanbiedt rond geestelijke gezondheid

Behalve klassieke hulpverlening zien we ook een toename van organisaties die opleidingen organiseren of promoten, zonder enige vorm van kwaliteitscontrole. Commerciële aanbieders spelen in op populaire thema’s, zoals "mindfulness," "stressmanagement” en "burn-outpreventie." Door deze onderwerpen te verpakken in toegankelijke en aantrekkelijke formats (workshops, online trainingen, certificaten), trekken ze een breed publiek aan, maar wordt vaak voorbijgegaan aan de complexiteit van mentale gezondheidsproblemen. Coaches worden dan al snel als vergelijkbaar gezien, en dit geeft ruimte aan mensen zonder relevante opleiding om zichzelf te positioneren als 'experts'. Veel van deze opleidingen vallen ook buiten het gereguleerde onderwijs- of zorgsysteem en worden aangeboden door organisaties die geen formele verplichting hebben om evidence-based informatie te verstrekken. Deelnemers ontvangen vaak ook certificaten zonder erkende waarde of bewijs dat ze de competenties hebben verworven die nodig zijn om verantwoord te handelen in de ggz-sector. 

Ook in de digitale wereld ontsnappen we niet aan deze toenemende commercialisering. Mensen gaan bijvoorbeeld steeds vaker online op zoek naar een hulpverlener. Er ontstaan dan online verwijsplatformen om mensen hierbij te helpen. Dit is op zichzelf niet verkeerd – we zien echter in de praktijk dat enkele grote spelers steeds vaker als referentie worden gebruikt, en dat zij maar in beperkte mate rekening houden met het wettelijk kader. Het zijn commerciële verwijsplatformen die vooral winst als belangrijkste drijfveer hebben. Eenvoudig gezegd: wie kan betalen verschijnt op het platform. Je ziet er leerkrachten, geschiedkundigen en office managers die zichzelf aanbieden om aan de slag te gaan met depressie, ADHD of trauma. Je kan niet gekker verzinnen. 

Mentale gezondheid dreigt een consumptieproduct te worden

Geestelijke gezondheid wordt steeds vaker gepresenteerd als een lifestyleproduct. Marketingcampagnes spelen in op populaire thema’s zoals zelfzorg, mindfulness en persoonlijke groei. De impact van deze commercialisering op de cliënt mag echter niet worden onderschat. Mensen die hulp zoeken, krijgen mogelijk niet de juiste zorg of worden blootgesteld aan onwetenschappelijke methodes. Dit kan niet alleen leiden tot financiële uitbuiting, maar ook tot schadelijke of ineffectieve interventies, waardoor de problematiek mogelijks verergert. 

Daarnaast ondermijnt deze commercialisering de waarde van professionele zorg. De diepgang en deskundigheid van gekwalificeerde psychologen en psychotherapeuten wordt in onze samenleving onvoldoende beschermd. Hierdoor is het voor mensen niet altijd duidelijk wat het verschil is tussen een korte commerciële training en een uitgebreide, door de overheid erkende opleiding. Het kan voor sommigen lijken alsof een korte cursus gelijkwaardig is aan jarenlang universitair of postgraduaat onderwijs, wat het aanzien van erkende professionals ondermijnt. 

Het is aan de sector en de overheid om in te grijpen. Een volwaardig accreditatiesysteem voor zorgverleners binnen de ggz zou al een grote stap voorwaarts zijn. Verder dient de controle op de sector te worden verscherpt en de toegang van niet-gekwalificeerde personen tot de ggz strikt te worden beperkt. Idealiter wordt de wetgeving hierbij ook geharmoniseerd. Indien het tij niet keert zal deze commercialisering steeds meer bijdragen aan een cultuur waarin mentale gezondheid gereduceerd wordt tot een betaalbaar en winstgevend consumptieproduct, met alle kwalijke gevolgen van dien. 

Auteur: Steven Joris
Opiniestuk 30/12/2024