Divisie zelfstandige praktijkvoering reageert op communicatie over de EPCAP-studie

06-12-22

Alle geconventioneerde klinisch psychologen en orthopedagogen ontvingen van de plaatselijke netwerkcoördinator een schrijven waarin ze worden aangesproken op hun engagementen inzake de omkaderende wetenschappelijke studie.

Alle geconventioneerde klinisch psychologen en orthopedagogen ontvingen van de plaatselijke netwerkcoördinator een schrijven waarin ze worden aangesproken op hun engagementen inzake de omkaderende wetenschappelijke studie.  Sommige lokale coördinatoren verwijzen naar het in hun bericht ingesloten RIZIV-schrijven om te suggereren dat elke geconventioneerde klinisch psycholoog 5 patiënten zou moeten gaan toeleiden.

Het moge duidelijk zijn dat VVKP het belang erkent van wetenschappelijk onderzoek bij de conventie. VVKP heeft immers zelf aangedrongen op degelijk klinisch wetenschappelijk onderzoek om de voortgang van de conventie op te baseren. Het kan enkel bijdragen om de maatschappelijke nood aan psychologische zorg te documenteren. We onderschrijven het belang ervan, daarom moedigen we collega’s aan hieraan mee te werken. Alle informatie over de EPCAP - studie en hoe je patiënten kan toeleiden naar de studie kan je vinden op de website van VVKP

 

Sommige klinisch psychologen en orthopedagogen worden echter op onjuiste en verkeerde manier verantwoordelijk gesteld. 

Uit de manier waarop het schrijven van sommige netwerken is opgesteld leiden wij af dat de geconventioneerde klinisch psychologen en orthopedagogen hier op een onjuiste en verkeerde manier verantwoordelijk worden gesteld.

Op dit moment is het zo dat de EPCAP - studie te weinig deelnemers kent om tot valide uitspraken te kunnen komen. Dat is uiteraard zorgwekkend. Uit het RIZIV schrijven kunnen we afleiden dat de toeleiding van patiënten naar de studie toe zo laag is dat het doel van het onderzoek onmogelijk kan worden bereikt. De klinisch psychologen en orthopedagogen mogen hier niet met de vinger worden gewezen. Psychologen kunnen en mogen hun patiënten enkel informeren en motiveren, de patiënten maken zelf de keuze om al dan niet deel te nemen. 

Wanneer we het hebben over verantwoordelijkheid rond de haalbaarheid van de studie dan vragen we ons af of bij een grootschalig onderzoek als de EPCAP ook wel de haalbaarheid werd afgetoetst in een degelijk vooronderzoek.  Net deze fase werd hier overgeslagen. Deze verantwoordelijkheid kan geenszins bij de in de conventie werkende klinisch psychologen en orthopedagogen gelegd worden.

Het RIZIV suggereert dat klinisch psychologen contractueel verplicht zouden zijn minstens 5 patiënten voor de studie te recruteren. In de omzendbrief lezen we: 'Ter herinnering: de individuele overeenkomst van de psychologen vermeldt duidelijk hun deelname en steun aan de studie als voorwaarde voor hun conventionnering en dus ook voor hun financiering'. Als VVKP willen we daarin heel duidelijk zijn: het contractueel engagement van de geconventioneerde klinisch psychologen bestaat er in dat we onze patiënten informeren en sensibiliseren over deze studie. Wij kunnen en mogen op geen enkele manier druk zetten op onze patiënten. Om therapeutische en deontologische redenen mogen we hen enkel sensibiliseren.  

 

Psychologen mogen geen druk uitoefenen bij het uitoefenen van hun functie

Sommige plaatselijke coördinatoren suggereren dat het succes van deze studie de voorwaarde zou zijn om de conventie al dan niet te verlengen. Men hoeft ons niet te overtuigen van het belang van een grondige wetenschappelijke evaluatie van wat we doen. Het welslagen van de EPCAP – studie is echter niet de verantwoordelijkheid van de geconventioneerde klinisch psychologen en orthopedagogen. De haalbaarheid van het onderzoek is een verantwoordelijkheid van de onderzoekers en het implementatieproces de verantwoordelijkheid van het beleid. Net zoals de hele conventie verwachten we als VVKP dan ook dat het concept van de EPCAP – studie grondig geëvalueerd gaat worden. Een verstandig lezer hiervan zal dit alles wel relativeren en weet dat vooreerst politieke wil en budgettaire ruimte de cruciale factoren zijn. 

Artikel 49 van onze deontologische code stelt dat de psycholoog geen enkele druk mag uitoefenen bij de uitoefening van zijn functies. Bij moeilijkheden brengt hij zijn vakgenoten hiervan op de hoogte. We herinneren  de plaatselijke-coördinatoren, zeker diegenen die zelf psycholoog zijn, aan deze deontologische verplichting en informeren bij deze de psychologengemeenschap dat deze druk wordt uitgeoefend vanuit de netwerken. 

We geven de collega's dan ook de raad zich niet onder druk te laten zetten en net als voorheen patiënten te blijven informeren en motiveren voor deze studie. Het schrijven van het RIZIV moeten we louter zien als een herinnering aan ons engagement patiënten op het onderzoek attent te maken.