Zorg voor doordachte communicatie rond eten en gewicht

Gezien zorgen rond eten en gewicht een groot deel van de jongeren en volwassenen op één of andere manier bezighouden, is het ontzettend belangrijk doordacht te communiceren rond deze thema’s (Albury et al., 2020; Simone & Lockhart, 2016).  Dit betekent dat ook de klinisch psycholoog zich bewust dient te zijn van zijn/haar eigen houding ten opzichte van deze thema’s, in een maatschappij die nog steeds sterk gekleurd wordt door een slankheidsideaal. Veel dagdagelijkse communicatie en goedbedoeld gezondheidsadvies is doorspekt met de idee dat gewicht maakbaar is en voeding ongenuanceerd onderverdeeld kan worden in een categorie  “gezond” of  “ongezond”. Ontspannen kunnen omgaan met eten en bewegen wordt daarbij wel eens van het toneel verdrongen, en is zo logisch in het kader van eetstoornispreventie (Levine et al., 2015; NEDC, 2011). Eetexpert ontwikkelde heel wat materiaal om doordachte communicatie te ondersteunen, of je nu expliciet werkt met eet- en gewichtsproblemen of niet.

Zet in op beschermende factoren

Logischerwijze zijn een positief zelf- en lichaamsbeeld, een gezonde leefstijl, en een stevig gamma probleemoplossings- en emotieregulatievaardigheden beschermende factoren in de ontwikkeling van een eetstoornis. Kritisch denken, zeker in de context van de (sociale) media en het slankheidsideaal dat daarin wordt weerspiegeld, vormt een leertaak voor jongeren (Levine & Smolak 2016). Bij kinderen richt preventie zich op het ondersteunen van de normale ontwikkeling van eetgedrag. Heel wat zorgfiguren zitten met vragen of bezorgdheden rond het eetgedrag of gewicht van hun kind. Deze bezorgdheid kan contraproductieve controlestrategieën uitlokken bij zorgfiguren, om meer, minder of anders te eten. En dit terwijl jonge kinderen van nature goed aanvoelen hoeveel voeding ze nodig hebben, en druk om te eten net afkeer van voeding in de hand werkt. Ook hier kan de psycholoog dus een erg waardevolle functie vervullen, in het begeleiden van ouders bij dit proces (Loth et al., 2014).

Zorg voor maatwerk

De risico- en beschermende factoren voor eetstoornissen zijn niet uniek; inzetten op deze factoren is relevant voor een breed gamma van psychische problemen. Eetstoornissen vertonen bovendien een hoge comorbiditeit met andere psychische stoornissen. Bij meer dan 70% is minstens 1 andere DSM-stoornis aanwezig, zoals angst en depressie, persoonlijkheidsstoornissen, en stoornissen in het gebruik van middelen (Ulfvebrand et al. 2015). We zien dat temperament en zelfregulatie een rol spelen in de verschijningsvorm van de eetstoornis (inhibitie en rigiditeit; beloningsgevoeligheid en impulsiviteit) en de aard van de comorbiditeiten. Zo bestaat er een comorbiditeit tussen restrictief eetgedrag enerzijds en angstige dispositie, controledrang, perfectionisme en verwante psychische problemen anderzijds (bv. een autismespectrumstoornis, angst- en stemmingsstoornissen); en tussen eetbuien en purgeergedrag enerzijds en gerichtheid op beloning en plezier, impulsiviteit en verwante psychische problemen anderzijds (bv. ADHD, zelfverwondend gedrag, verslavingsproblematiek) (Bakalar et al., 2015; Hilbert et al., 2014).


In de behandeling wordt zowel gewerkt rond herstel van eetgedrag en lichamelijke gezondheid, als rond psychosociale doelstellingen. Dit verklaart het multidisciplinaire karakter van de behandeling. Uiteraard is er afstemming op de specifieke verschijningsvorm (bv. herstel van ondergewicht, aanpak van eetbuien en purgeergedrag), oorzaken en onderhoudende factoren bij de cliënt (bv. werken rond zelfbeeld, werken rond  perfectionisme of impulsiviteit, werken rond gezinsrelaties...). Bij jongeren wordt aanbevolen om het gezin te betrekken in de behandeling. Het bewaken en ondersteunen van de motivatie is een continu gegeven.  Het verstoorde eet- (of beweeg) gedrag is vaak een manier om met problemen of negatieve emoties om te gaan, en kan een identiteitsverlenend element hebben. Heel wat personen ervaren ambivalentie rond behandeling en het loslaten van de stoornis (Levine et al., 2015; NICE, 2017; Trimbos & NAE, 2017). Dit heeft ook impact op de stap zetten naar hulp, die slechts door een minderheid wordt gezet (Preti et al., 2009). Naast ambivalentie en onvoldoende ziektebesef, speelt schaamte een grote rol in het klassiek laat hulp zoeken bij personen met een eetstoornis (Trimbos & NAE, 2017).

Ga aan de slag met beginnende problemen

Ook wie niet expliciet met eetstoornissen werkt als problematiek, kan aan de slag met de (eerstelijns)behandeling van beginnende eetproblemen. Elke psycholoog kan zijn cliënt ondersteunen in het opbouwen van een gezonde leefstijl, in de ruime betekenis, en met aandacht voor de principes rond doordachte communicatie over eten en gewicht (zie eerder). Dit is zinvol bij een ruimer gamma problematieken. Een zinvol concept hierbij is eetcompetentie, of attitudes en vaardigheden die een evenwichtig eetpatroon ondersteunen (Lohse et al., 2007). Evenwichtig eetgedrag vergt namelijk een zekere mate van controle (eten op regelmatige tijdstippen, voedselinname afstemmen op honger en verzadiging), én een zeker mate van ‘loslaten’, waarbij we ontspannen kunnen omgaan met voedingskeuzes en kunnen genieten van een gevarieerd menu. 

Onderzoekslijnen, even divers als de stoornis

Er zijn heel wat interessante en recente onderzoekslijnen rond eetstoornissen. Sommige gaan over specifieke risicogroepen, zoals topsporters, personen met type 1 Diabetes, of personen met ASS. Zowat elke risicofactor of comorbiditeit heeft zijn onderzoekslijn. Anderen bekijken populaties die lang onder de radar bleven, zoals jongens, of postmenopauzale vrouwen met een eetstoornis. Er is ook interesse in de rol van transdiagnostische factoren, of de evolutie en diagnostische (in)stabiliteit van eetstoornissen. En natuurlijk zijn er recente maatschappelijk evoluties die inspelen op risicofactoren, zoals het gebruik van sociale media en nieuwe trends zoals ‘fitspiration’ (een combinatie van het woord “fitness” en “inspiration”).