TKP online, jaargang 2023, nummer 3: juli-september

Oekraïense ontheemden in België: eerste reflecties over de psychologische hulpverlening

Maryana Hnyp, Chris Noorduin, Bart Van Hoof

Inleiding:

Oorlog binnen de grenzen van onze belevingswereld. Naar aanleiding van de pro-Europese protestbewegingen eind 2013 en begin 2014 viel Rusland Oekraïne binnen. Dit gebeurde voornamelijk in het oosten, in de regio’s Donetsk, Loehansk en de Krim, met als gevolg dat heel wat Oekraïners van het oosten naar het westen van het land vluchtten. Eind februari 2022 begon de grootschalige Russische militaire invasie in Oekraïne. Sindsdien hebben miljoenen Oekraïners bescherming en een veilige plek gezocht in verschillende landen van de Europese Unie. De oorlog doet vanaf het begin een appel op politici en vraagt hun om een standpunt. Veel gemeenten en steden, organisaties en (overheids)instellingen, bedrijven en scholen in België hebben zich van meet af aan met veel overgave ingezet om Oekraïners een tijdelijke verblijfplaats te bieden. Vermoedelijk heeft de fysieke, culturele en emotionele nabijheid van de oorlog hierbij een belangrijke rol gespeeld. De oorlogstaferelen vinden dan wel plaats buiten de Europese Unie, maar spelen zich toch voornamelijk af binnen de grenzen van onze leef- en belevingswereld. Niet lang na het begin van de oorlog verschenen de eerste Oekraïense nummerborden in het straatbeeld en weerklonk een nieuwe taal in onze samenleving. De confronterende verhalen die deze mensen met zich meebrachten, versterkten het solidariteitsgevoel. Families boden zich aan als gastgezin, gepensioneerden verzorgden taallessen, vrijwilligers...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2023, 53(3), 184-196

Lees hier het volledige artikel

Bezoekbegeleiding in de pleegzorg vanuit traumaperspectief

Frank van Holen, Lenny Trogh, Sarah Keyaert, Delphine West

Inleiding:

Wanneer kinderen uit huis worden geplaatst, is pleegzorg in Vlaanderen de eerste te overwegen optie. In 2019 verbleven 7046 minderjarigen in een pleeggezin (Pleegzorg Vlaanderen, 2020). Artikel 9 van het internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (Verenigde Naties, 1989) bepaalt dat kinderen het recht hebben om persoonlijke relaties met hun ouders te onderhouden, tenzij dit niet in hun belang is. Het jeugdzorgbeleid legt dan ook de nadruk op het onderhouden van banden tussen pleegkinderen en hun ouders. Indien mogelijk worden ouders betrokken bij de plaatsing en worden ouder-kindcontacten gefaciliteerd (Vanderfaeillie & Van Holen, 2018) met als doel het onderhouden/herstellen van de relatie van het pleegkind met het oorspronkelijke gezin. Zo ontstaat tevens de kans om de relatie tussen de ouder(s) en het kind beter te begrijpen (Kessler & Greene, 1999) en de mogelijkheden van de ouders om voor het kind te zorgen te beoordelen (Saini et al., 2012). Ongeveer 68% van de pleegkinderen heeft contact met de ouders (Vanderfaeillie et al., 2020). Deze contacten moeten plaatsvinden in functie van de behoeften van het pleegkind (Bullen et al., 2015) en mogen de ontwikkeling van het kind niet hinderen (Salas et al., 2021). De contacten kunnen verschillen in frequentie, duur, plaats, aanwezigen en vinden al dan niet plaats onder professionele begeleiding. Voor het opstellen van contactregelingen bestaan er echter geen richtlijnen, waardoor hulpverleners vooral op hun eigen oordeel moeten vertrouwen (Nesmith, 2013). Ook de wetenschappelijke literatuur over de impact van contacten tussen het pleegkind en de ouders is niet eenduidig: er is zowel evidentie voor een veelheid aan positieve als aan negatieve effecten (Salas et al., 2021). Het zijn vaak de omstandigheden die bepalen of contacten met ouders een risico- of een beschermende factor zijn (Neil & Howe, 2004). Dat maakt het voor hulpverleners niet een- Frank Van Holen, Lenny Trogh, Sarah Keyaert, Delphine West Bez oek begeleiding in de pleegzorg vanuit traumaperspectief 198 voudig. Voor elke individuele casus moet worden beoordeeld of het al dan niet aangewezen is om contact met de ouders te laten plaatsvinden, in welke vorm en in welke frequentie (Neil & Howe, 2004). Een belangrijke factor hierbij is de impact van traumatische ervaringen op het functio - neren van pleegkinderen. 85% van de Vlaamse pleegkinderen maakte naast de scheiding van de ouders minstens één andere traumatische gebeurtenis mee (Vanderfaeillie et al., 2014). Vooral bij jonge kinderen is het moeilijk om in te schatten of het contact met hun ouders – vaak degenen die verantwoordelijk zijn voor de trauma’s – aangewezen is en goed begeleid kan worden. De symptomen die getraumatiseerde kinderen vertonen zijn zeer gevarieerd, nauwelijks specifiek en verschillen per leeftijdsfase; bij heel jonge kinderen worden de gevolgen van trauma vaak over het hoofd gezien, omdat ze er niet over kun - nen praten (Van Grinsven & Holdorp, 2015). De volgende symptomen kunnen optreden: slecht of onvoldoende eten, onrustig en kort slapen, veel huilen, apathisch zijn, nauwelijks reageren op de ouders, snel schrikken, een ‘angstige blik’, problemen in de gehechtheid, minder (gevarieerd) spelen, regressie, vastklampen (separatieangst) en driftbuien (Van Grinsven & Holdorp, 2015). Complex getraumatiseerde jonge kinderen zijn vaak moeilijk tot rust te brengen, zijn prikkelbaar, hebben veel ruzie, trekken zich terug, spelen niet en denken dat zij zelf schuldig zijn aan wat hun overkomt (Van Grinsven & Holdorp, 2015). Het gedrag of de aanwezigheid van de ouders kan opnieuw gevoelens van angst en onrust oproepen, omdat het pleegkind herinnerd kan worden aan traumatiserende ervaringen uit het verleden of ze herbeleeft (Sen & Broadhurst, 2011). De kans dat er bij jonge kinderen gekozen wordt voor contact onder begeleiding is groter dan bij oudere kinderen (Sen & Broadhurst, 2011) Hoewel begeleide bezoeken goed kunnen verlopen en er soms enkel adequaat en positief gedrag wordt geobserveerd, rapporteren Salas et al. (2021) ook belangrijke problemen met betrekking tot emotieregulatie, negatieve communicatie tussen ouders en kind (denigre - rend taalgebruik, beledigingen, ongepaste opmerkingen, zoals het wekken van valse hoop over hereniging en negatieve opmerkingen over de pleegouders), spanningen tussen ouder en kind, inadequaat opvoedgedrag (ongepast gedrag van het kind negeren of falen in het corrigeren), niet-leeftijdsadequate geschenkjes en veel ongezonde voeding. Hulpverleners die hierbij aanwezig zijn, blijken onvoldoende getraind om met deze problemen om te gaan en grijpen vaak niet (adequaat) in (Salas et al., 2021). In deze bijdrage beschrijven we de interventie Traumagerichte Bezoekbegeleiding (TBB) die in het kader van behandelingspleegzorg ingezet wordt boven op de reguliere pleegzorg - begeleiding om contacten tussen ouders en hun kinderen op een traumasensitieve manier te begeleiden. Er kunnen nog andere interventies (al dan niet gelijktijdig) worden ingezet gericht op de behandeling van trauma zowel vanuit pleegzorg (zie bijvoorbeeld Van Hove et al., 2021) als vanuit andere hulpverleningsinstanties.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2023, 53(3), 197-209

Lees hier het volledige artikel

De hersenverzamelaar: een kennismaking met Franz Joseph Gall

Giovanni Timmermans

Inleiding:

We hebben ze waarschijnlijk allemaal weleens gezien, de meestal van hout, steen of porselein gemaakte hoofden waarbij op de kale witte schedel een aantal gebieden staan aangegeven die menselijke eigenschappen weergeven. In het echt zou zich dan op die plaats onder het schedeldak het stukje brein bevinden dat verantwoordelijk is voor de genoemde eigenschap. Niet alleen de inhoud, maar ook de vorm van de schedel is uitdagend om te bezien. Wat zou de vorm van een schedel kunnen zeggen over iemands persoonlijkheid?

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2023, 53(3), 228-235

Lees hier het volledige artikel

De toekomst van de klinische psychologie in Vlaanderen

Koen Lowet

Inleiding:

In  het voorjaar van 2003 werd ik door een van mijn professoren aan de KU Leuven gevraagd om deel te nemen aan een bestuursvergadering van de Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen (VVKP). Nu, twintig jaar later, is het tijd om andere oorden op te zoeken. In deze bijdrage sta ik stil bij een aantal thema’s die mij belangrijk lijken voor de toekomst van de klinische psychologie in Vlaanderen...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2023, 53(3), 210-218

Lees hier het volledige artikel

Op één been kan men niet lopen: over het gebruik van wetenschappelijke evidentie in het klinisch redeneren

Jochem Willemsen

Inleiding:

Klinisch psychologen en psychotherapeuten moeten, net als veel andere beroepsbeoefenaars, werken in contexten die gekenmerkt worden door uniciteit, onzekerheid en waardeconflicten (Schön, 1991). Dat betekent dat ze worden geconfronteerd met situaties waarvoor geen standaardoplossingen bestaan, die slechts ten dele bekend zijn en die zowel ethische als feitelijke vragen opwerpen. Hoe kan een psycholoog in een dergelijke context zijn interventies op een weloverwogen en doelgerichte wijze kiezen? Op welk soort evidentie kan de psycholoog vertrouwen bij het nemen van beslissingen wanneer hij wordt geconfronteerd met uniciteit, onzekerheid en waardeconflicten?...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2023, 53(3), 219-227

Lees hier het volledige artikel

Projectief depressief: een zinnenaanvultest als screener voor een depressief toestandsbeeld

Paul Mangnus

Inleiding:

In dit artikel wordt allereerst de theoretische achtergrond voor het gebruik van een zinnenaanvultest als screener voor een depressief toestandsbeeld uiteengezet. Vervolgens wordt een onderzoek naar de psychometrische kenmerken van de Nederlandstalige versie van de korte vorm van de Sentence Completion Test for Depression met suïcidaliteitsitem (SCD-15+-NL) beschreven. In een steekproef van 207 patiënten uit de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg werd voor deze projectieve test, gebaseerd op het cognitieve model van Aaron Beck, een voldoende tot goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid gevonden evenals voldoende convergente validiteit, voldoende criteriumvaliditeit, en voldoende sensitiviteit en specificiteit om te screenen op depressie. Verder onderzoek is nodig om deze eerste psychometrische bevindingen te bevestigen.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2023, 53(3), 236-250

Lees hier het volledige artikel