TKP online, jaargang 2018, nummer 3: juli-september

De combinatie van de Wechsler Adult Intelligence Scale-IV-NL en de Wechsler Memory Scale-IV-NL als neuropsychologische testbatterij

Johan Vereycken

SAMENVATTING:
Het samenvoegen van de Wechsler Adult Intelligence Scale-IV-NL en de Wechsler Memory Scale-
IV-NL tot een neuropsychologische testbatterij levert een veelheid van diagnostische informatie op
over het cognitief functioneren. Daarnaast heeft deze testbatterij nog andere voordelen, zoals een
multidimensionele benadering van het werkgeheugen, een geïndividualiseerde context voor de
interpretatie van de neuropsychologische testresultaten, adequate normgegevens en een meting
van de cognitieve inzet. Inmiddels zijn er ook – zij het nog beperkte – gegevens beschikbaar over
de toepassing van beide instrumenten bij specifieke klinische groepen, waarbij de bevindingen bij
patiënten met een traumatisch hersenletsel bijzondere aandacht verdienen. Deze testbatterij heeft
evenwel beperkingen, bevat ook een aantal valkuilen en roept praktische vragen op.

Trefwoorden: WAIS-IV-NL, WMS-IV-NL, neuropsychologische testbatterij

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 48(3), 203-221

Hier kan u het volledige artikel lezen

Indicatiestelling en behandelconsequenties in de eerste lijn: een psychoanalytische bijdrage

Annie Van de Vijver

De eerstelijnspsycholoog (ELP) zal in de rol van ‘toegangspoort’ tot de ggz een belangrijke taak krijgen. Het eerste consult bij een psycholoog is voor een cliënt dan ook bijzonder belangrijk: hij moet zich gehoord voelen en ook het best mogelijke antwoord op zijn hulpvraag krijgen. Hiervoor moet de ELP over de nodige competenties en voldoende ervaring beschikken. Het basisdenkkader van de Permanente Vorming Eerstelijnspsychologische Zorg voor volwassenen is het KOP-model (Rijnders & Heene, 2015): (K = O x P); de klacht (K) is het resultaat van een aantal omstandigheden (O) en de persoonskenmerken (P) van de cliënt.  In de loop van mijn psychoanalytische opleiding heb ik de waarde van de structurele persoonlijkheidsdiagnostiek, de relationele dynamiek en de achterliggende denkkaders uit de psychoanalytische traditie leren kennen en gebruiken. Ik denk dan ook dat vanuit dit psychoanalytisch denkkader een belangrijke bijdrage kan geleverd worden aan de invulling van de functie van de ELP. De relatie tussen cliënt en hulpverlener  ̶  die niet enkel in het psychoanalytische denkkader een punt van aandacht is  ̶  verdient volgens mij alle aandacht en dient geanalyseerd te worden. Hierin ligt voor mij het verschil tussen een minimalistische, verarmde en gesimplificeerde invulling van het KOP-model en een maximalistische, meer doorleefde en rijkere invulling van dit model.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(3), 148-160

Hier kan u het volledige artikel lezen

Zorg en ondersteuning voor mensen met autisme: de speeltijd is voorbij

Herbert Roeyers

In 2018 is het 75 jaar geleden dat de naar de Verenigde Staten geëmigreerde Oostenrijkse arts Leo Kanner het eerste belangrijke wetenschappelijke manuscript over autisme publiceerde met als titel Autistic disturbances of affective contact (Kanner, 1943). Kanner was een belangrijk figuur: hij wordt ook beschouwd als de ‘vader van de Amerikaanse kinderpsychiatrie’. Hij was zeker niet de eerste die over autisme schreef; onder meer de pediater Hans Asperger (1938), eveneens van Oostenrijkse origine, en nog eerder de Russische psychiater Grunya Sukhareva (1926) gingen hem voor, maar hun Duitstalige artikels over autistische psychopathie of de sterk gelijkende schizoïde psychopathie (na verloop van tijd door Sukhareva ook autistische psychopathie genoemd) kenden aanvankelijk slechts een beperkte verspreiding. De rol die Georg Frankl – een arts die zowel met Asperger (in Wenen) als later, nadat hij als Jood het naziregime was ontvlucht, met Kanner (in Baltimore) samenwerkte – heeft gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van autisme, is ook nog niet helemaal duidelijk. Wat er ook van zij, Kanner zette autisme op de (wetenschappelijke) kaart aan de hand van elf gedetailleerde casusbeschrijvingen. Zijn originele artikel is zonder twijfel verplichte literatuur voor iedereen die met personen met autisme(spectrumstoornis) werkt. De eerste casus die erin wordt voorgesteld, is Donald T. of voluit Donald Gray Triplett; hij leeft nog steeds, is bijna 85 jaar oud en stelt het naar omstandigheden goed. Zijn levensverhaal is dan ook vandaag zeer informatief en tegelijkertijd ook wel hoopgevend...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(3), 162-168

Hier kan u het volledige artikel lezen

 

 

 

Psychologenkringen in Vlaanderen: waarom (niet)?

Lynn Delfosse

De eerstelijnszorg wordt als één geheel gezien (inclusief de brede welzijnszorg, de ggz, de gespecialiseerde zorg en preventie) en strekt zich zelfs uit tot andere beleidsdomeinen dan dat van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (onder andere: werk, onderwijs, huisvesting). De eerste stap in het kader van deze reorganisatie is het opdelen van Vlaanderen in ‘eerstelijnszones’ waarbinnen alle partners van Welzijn en Gezondheid samenwerken. Klinisch psychologen behoren tot de ‘verplichte partners’ in zo’n eerstelijnszone. Een goede zaak: het beroep wordt naar waarde geschat en er is inspraak in de verdere uitbouw van de lokale gezondheidszorg. Om deze inspraak op lokaal niveau te realiseren is het echter noodzakelijk ‘psychologenkringen’ op te richten, zoals die al bij andere gezondheidszorgberoepsgroepen bestaan en waarbij de praktijk toont dat die goed zijn ingebed in de lokale structuren. De Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen (VVKP) ontving veel vragen en suggesties inzake het stimuleren van lokale aanspreekpunten van klinisch psychologen. Deze signalen hebben geleid tot de beslissing van het VVKP-bestuur om het opstarten van psychologenkringen te faciliteren.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(3), 169-175

Hier kan u het volledige artikel lezen

De eerstelijnspsychologische praktijk groeit!

Bob Cools

Inleiding:

België kent tot op heden geen structureel en geïntegreerd overheidsgestuurd eerstelijnspsychologisch aanbod. Naast zelfstandige praktijken en commerciële bedrijven namen ziekenfondsen en vrijwilligersorganisaties zelf het initiatief. De huidige regelgeving vergroot de kloof tussen de gesubsidieerde en de commerciële gezondheidszorg, waardoor financieel zwakkere groepen uit de boot dreigen te vallen. Zowel de Vlaamse als de federale overheid start de komende maanden een nieuw aanbod. Maar er is een grote behoefte aan overzicht, integratie, opleiding en veel meer geld...

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(3), 176-192

Hier kan u het volledige artikel lezen

Het nut van frames en counterframes in de strijd tegen stigmatisering

Bart Vyncke, Baldwin Van Gorp

Nieuws, verspreid via kranten, internetbronnen, radio of televisie, vormt een belangrijke informatiebron over psychische aandoeningen, net als fictieboeken, films en andere entertainmentmedia (Sieff, 2003). Dit gegeven vormde de aanleiding voor een onderzoek naar de beeldvorming over psychische aandoeningen in de Belgische media, en naar alternatieve voorstellingswijzen die zouden kunnen zorgen voor een minder problematiserende blik. Het eindrapport van dat onderzoek (Van Gorp et al., 2017) maakt gewag van twaalf frames: gekristalliseerde denkkaders die telkens een logisch samenhangende definitie geven van psychische aandoeningen. Vijf van deze denkkaders zijn problematiserend van aard (en worden aangeduid als ‘frames’). De zeven resterende denkkaders zijn deproblematiserend (‘counterframes’). In een vorige editie van het Tijdschrift Klinische Psychologie, besprak Catthoor (2018) deze framinganalyse uitvoerig. In haar betoog keurde Catthoor onder meer het gebruik van de problematiserende frames uit het onderzoek af, en stelde ze zich vragen bij de effecten van framing. In deze repliek gaan twee van de auteurs van het framingrapport dieper in op deze stellingen.

Referentie: Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(3), 193-199

Hier kan u het volledige artikel lezen