Kwaliteitsindicatoren in de GGZ: hoe (goed) doen we het?

Kris Van den Broeck

| Tijdschrift Klinische Psychologie, 2016, 46(3), 175-184 |

Inleiding
Vermijdbare medische fouten in (algemene) ziekenhuizen wekken in het algemeen veel verontwaardiging.
Terecht, want naast de betrokkenen wordt ook de maatschappij getroffen.
In vergelijking met andere OESO-landen spendeert België immers relatief veel van zijn bruto
binnenlands product aan gezondheidszorg: onze – overigens doorgaans erg degelijke – zorg
wordt voor maar liefst 75% bekostigd uit publieke middelen (Organisation for Economic Cooperation
and Development, 2014). Als zorgverleners zijn we het dus aan de maatschappij verplicht
om goed na te denken over de manier waarop we zorg verlenen. Gelukkig beschikken
we over enthousiaste hulpverleners die ernaar streven kwalitatief hoogstaande zorg te leveren.
Maar hoe goed is die zorg eigenlijk? En is het mogelijk om de kwaliteit van ons zorgaanbod
in het algemeen naar een hoger niveau te tillen? Dergelijke reflecties lagen aan de basis van
het Vlaams Indicatorenproject voor Professionals en Patiënten (VIP2). Dat project startte in de
algemene ziekenhuizen (VIP2-AZ), maar Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en
Gezin Vandeurzen (2014) voert kwaliteit van zorg hoog in het vaandel en ziet daarom in nauw
overleg met de respectieve sectoren graag andere VIP2-takken ontstaan: in de geestelijke gezondheidszorg (VIP2-GGZ), de eerstelijnszorg (VIP2-ELZ) en de woonzorgcentra (VIP2-WZC).