Indicatiestelling en behandelconsequenties in de eerste lijn: een psychoanalytische bijdrage

Annie Van de Vijver

| Tijdschrift Klinische Psychologie, 2018, 48(3), 148-160 |

De eerstelijnspsycholoog (ELP) zal in de rol van ‘toegangspoort’ tot de ggz een belangrijke taak krijgen. Het eerste consult bij een psycholoog is voor een cliënt dan ook bijzonder belangrijk: hij moet zich gehoord voelen en ook het best mogelijke antwoord op zijn hulpvraag krijgen. Hiervoor moet de ELP over de nodige competenties en voldoende ervaring beschikken. Het basisdenkkader van de Permanente Vorming Eerstelijnspsychologische Zorg voor volwassenen is het KOP-model (Rijnders & Heene, 2015): (K = O x P); de klacht (K) is het resultaat van een aantal omstandigheden (O) en de persoonskenmerken (P) van de cliënt.  In de loop van mijn psychoanalytische opleiding heb ik de waarde van de structurele persoonlijkheidsdiagnostiek, de relationele dynamiek en de achterliggende denkkaders uit de psychoanalytische traditie leren kennen en gebruiken. Ik denk dan ook dat vanuit dit psychoanalytisch denkkader een belangrijke bijdrage kan geleverd worden aan de invulling van de functie van de ELP. De relatie tussen cliënt en hulpverlener  ̶  die niet enkel in het psychoanalytische denkkader een punt van aandacht is  ̶  verdient volgens mij alle aandacht en dient geanalyseerd te worden. Hierin ligt voor mij het verschil tussen een minimalistische, verarmde en gesimplificeerde invulling van het KOP-model en een maximalistische, meer doorleefde en rijkere invulling van dit model.