De geestelijke gezondheid van vluchtelingen: een repliek op het rapport van de Nederlandse Gezondheidsraad

Melina Lopez

| Tijdschrift Klinische Psychologie, 2016, 46(4), 236-244 |

De huidige asielcrisis gaat gepaard met grote aantallen migranten die de overtocht naar Europa
met hun leven moe(s)ten bekopen. Die taferelen lieten niemand onberoerd. Bovendien
was Europa in 2015 niet voorbereid op zo’n omvangrijke stroom vluchtelingen.
Hoewel de cijfers op de website van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en
de Staatlozen (http://www.cgvs.be/nl) sinds 2016 een daling in de asielaanvragen laten zien,
waarbij er in de maand april zelfs sprake was van een grote daling,1 verwacht men toch dat
de toestroom van vreemdelingen de komende jaren groot zal blijven, onder meer als gevolg
van gezinshereniging. Die situatie plaatst de Europese landen voor heel wat uitdagingen.
Tegen die achtergrond achtte de Nederlandse Gezondheidsraad het nodig om de Nederlandse
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te adviseren omtrent de geestelijke
gezondheid van vluchtelingen in het algemeen, al baart de geestelijke gezondheid van de
nieuwe kandidaat-vluchtelingen de Nederlandse Gezondheidsraad momenteel de meeste
zorgen. De geestelijke gezondheidstoestand speelt ook een sleutelrol bij de mogelijkheden
tot participatie van asielzoekers met een verblijfsvergunning en van mensen die tijdelijk in
Nederland mogen verblijven. Participatie is de belangrijkste doelstelling van het Nederlandse
kabinet als antwoord op de uitdagingen waarmee Europa geconfronteerd wordt.2
Het zogenaamde briefadvies aan de minister (Gezondheidsraad, 2016) is in de eerste plaats
gebaseerd op een achtergrondstudie die in opdracht van de Gezondheidsraad door onderzoekers
van de afdeling Sociale Geneeskunde van het Academisch Medisch Centrum van
de Universiteit van Amsterdam werd uitgevoerd. Dat onderzoek vond zijn neerslag in het
rapport Preserving and improving the mental health of refugees and asylum seekers (Ikram & Stronks,
2016).
In wat volgt, zal ik eerst het rapport samenvatten. In het tweede deel van deze bijdrage maak
ik enkele kritische reflecties bij het rapport en het daarop gebaseerde Nederlandse briefadvies.
Die bedenkingen zijn gebaseerd op mijn eigen ervaringen en terreinkennis.